zondag 6 januari 2013

+ gemeenschap en gemeenzaamheid; hoe houdt de individuele mens zich staande te midden van het wereldgebeuren? - Renée Zeylmans

(de schrijfster Renée Zeylmans is  overleden 16 februari 2018 (Zeist). www.reneezeylmans.nl)

Bijdrage Apocalyps-Nu winter 2012

“De aarde heeft antroposofie nodig, wie dat inziet, is antroposoof”

Hoe kunnen we in het wereldgebeuren staan, wat kunnen we bijdragen? Maar ook waar putten we kracht uit om niet meegesleept te worden! Hoe meer je weet en doorziet, geeft ook leed en eenzaamheid. Het is niet anders, dat is de weg. Geesteswetenschap beoefenen, betekent verantwoordelijkheid, niet consumeren of jezelf verheffen. Het leed van de medemens is ook mijn leed.
Steiner:” Wanneer de mensen de geestelijke wereld willen leren kennen moeten zij ertoe komen bij een onjuiste zaak zielenpijn, en bij een juiste zaak zielenvreugde te ervaren. Over de waarheid zou men zich zo moeten verheugen alsof men van iemand een miljoen geschonken krijgt! En zo moet men innerlijk, in de ziel kunnen lijden wanneer men ontdekt dat men voorgelogen wordt – zoals het lichaam lijdt wanneer het ernstig ziek is. De ziel moet niet ziek worden, maar moet pijn of vreugde ervaren, zoals het lichaam ziekte ervaren kan of juist een weldadig gevoel
(Rhytmen im Kosmos und im Menschenwesen GA. 350

Dat we met de Antroposofie in aanraking mochten komen, geeft een onmetelijke verantwoording naar de medemens
Steiner: “Niet enkel een weten is de antroposofie, maar een verantwoordelijkheid, die ons met het hele wezen van de aarde verbindt en verbonden houdt

Het is belangrijk om de gebeurtenissen in de wereld onder ogen te zien, zoals Steiner dit onder woorden brengt: “Voor alles moet je weten dat je nu, nadat deze machten nu eenmaal naar de aarde omlaag zijn gebracht (datum), met hen moet leven, dat ze er zijn. Dat ze het machtigst worden als je je ogen voor hen sluit. Dat is het nu juist, dat deze Ahrimanische machten, die van het menselijk intellect bezit hebben genomen, het machtigst worden als je niets over hen wilt weten, niets over hen wil horen”
(…) want het zou hun goed uitkomen dat de mensen niets van hen zouden weten en zij in het onderbewustzijn van de mensen zouden kunnen werken.
(…) Ze kunnen gedijen doordat men die elementen verzorgt die ze juist zo graag onder de mensen van onze tijd willen verbreiden: vooroordeel, onwetendheid en vrees ten opzichte van het geestelijk leven. Met niets steun je de Ahrimanische machten zo zeer als met deze vooroordelen.
(…) Het is waar wat altijd door ingewijden gezegd is: wanneer datgene de mens doorstroomt wat van spirituele wijsheid afkomstig is, dan is dat  voor de Ahrimanische machten een grote verschrikking van duisternis en een verterend vuur. Een prettig gevoel is het voor de
Ahrimanische engelen om in de hoofden te wonen, die in onze tijd met Ahrimanische wetenschap gevuld zijn. Maar als een verterend vuur, als een grote verschrikking van duisternis worden door de Ahrimanische engelen die hoofden ervaren die van spirituele wijsheid doordrongen zijn. Laten we zo’n zaak heel serieus nemen, en het volgende voelen: wanneer we onszelf met spirituele wijsheid doordringen, dan gaan we zo door de wereld dat we de basis leggen voor een juiste verhouding tot de Ahrimanische machten, dat we zelf door wat we doen, datgene opzetten wat er moet zijn, dat we tot heil van de wereld de plaats van het  verterende offervuur opzetten, de plaats waar de verschrikking van de duisternis het schadelijke Ahrimanische overstraalt.Doordringt u met zulke ideeën, doordring u met zulke gevoelens! Dan wordt u wakker en u bekijkt wat daar buiten in de wereld plaatsvinden, bekijkt wat daar buiten, in de wereld gebeurd.
( De val van de geesten van de Duisternis GA. 177.  ISBN 978-90-72052-75-9)

Hiermee is eigenlijk al veel gezegd en gewezen op onze verantwoordelijkheid. Steiner geeft nog vele handvaten die ons kunnen helpen om staande te blijven, de juiste verhouding te vinden t.a.v. het wereldgebeuren en de nadere komst van Ahriman. Daar wil ik proberen nader op in te gaan.
Wat m.i. ook belangrijk is om geen tegenstand te bieden door vijandigheid en veroordeling van de daden van de Ahrimanische wezens die werkzaam zijn in onze medemens. Gevoelens van antipathie en sympathie hebben meestal met onszelf te maken. Er kan ook mededogen zijn met de medemens die de weg naar de geestelijke wereld kwijt zijn geraakt, verzonken in de materialistische macht. “Hebt uw vijanden lief” Zo kunnen we ook kijken naar de machthebbers. Wat rest hun als ze het aardeleven verlaten? Inzicht en doorzicht hebben betekend nog niet het recht te veroordelen. Dan begeven we ons in dezelfde duisternis.

De antroposoof moet voelen dat we een deel van het geheel zijn, dat we voor alles wat er is, medeverantwoordelijk zijn. Wie niet in staat is om te voelen, dat hij er medeschuldig aan is wanneer morgen iemand steelt, die is niet in staat om te weten hoe hij met het geheel samenhangt, hij is niet in staat om de wortel van het kwaad te zoeken.(…) De gedachte dat we niet veel beter kunnen zijn dan een ander moet ons volledig vervullen. We moeten met de wereld leven, maar we moeten ziende met de wereld leven.

(Steiner, GA.266, Aus den Inhalten der esoterischen Stunden. Nederl. Esoterische scholing)

Het Johannes Evangelie

Wat kunnen we bijdragen dat altijd gepaard gaat met schenken. Maar wat ook onszelf kracht geeft. Dat is het Johannes Evangelie.
Dit heb ik mogen ervaren, na er langere tijd mee bezig te zijn, evenals het Onze Vader, maar daar kom ik straks op terug.
Merkwaardig hoe vaak de schaduw zich reeds in een vroegere tijd voordoet, wat zich soms pas vele jaren daarna in het leven plaats vindt. Ik zal zo ongeveer 14 jaar zijn geweest dat een vriend van mijn moeder, vervult van de proloog van Johannes, het daar eindeloos over had, dat dat voor hem levenslang was om te kunnen doorgronden. Tientallen jaren dacht ik hier niet meer aan, maar zo’n dertig jaar later kwam het weer in mijn gedachten en herinnerde ik mij precies de situatie en de uitgesproken woorden. Als we met onze biografie bezig zijn ontdekken we vaak deze wetmatigheid.
Hetzelfde in het wereldgebeuren, wij mensen zijn een eenheid met de kosmos, en ook daar werpen de schaduwen de gebeurtenissen vooruit. Ook waar opgang is moet ook een neergang zijn. Hoe zouden we ons anders kunnen ontwikkelen, ook in het wereld gebeuren is dat zichtbaar.

Mijn schoondochter stierf toen ze 27 jaar was aan een hersentumor. Na weken van intense verzorgende aanwezigheid was ik uitgeput toen ik na de uitvaart thuiskwam. De nachten daarna voelde ik hoe ze “over mij heen lag”, bescherming zocht? Wat moest ik? Ik kon haar toch niet afwijzen? De gedachte aan de proloog kwam bij mij op, “In het oerbegin was het woord en het woord was bij God”. Ik ging dit intens bewoorden, toen kwam ze langzaam van mij los. Ik voelde intens dat het goed was, ze vond de weg, omstraald door haar engel en alle hulp van de geestelijke wereld.


Proloog
In het oerbegin was het scheppende woord en het woord was bij God en het Woord was God, dit was in het oerbegin bij God.
Alles is door het Woord geworden en niets van het gewordene is anders dan door het Woord ontstaan.
In het woord was het leven en het leven was het licht der mensen en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet begrepen.
Er is een mens geworden, van God gezonden, zijn naam is Johannes.
Deze kwam tot getuigenis om van het licht te getuigen, opdat zij allen door hem geloven zouden.
Hij was niet het licht, maar hij was er om te getuigen van het licht.
Want het waarachtige licht, dat ieder mens verlicht, wilde in de wereld komen.
Hij was in de wereld en de wereld is door hem geworden, en de wereld kende het niet.
Tot de enkelingen kwam hij en de enkelingen namen het niet op.
Zovelen hem opnamen, hun gaf hij de volmacht kinderen Gods te worden.
Zij vertrouwden in zijn naam.
Zij zijn niet uit de bloedkrachten, niet uit het willen van de menselijke natuur nog uit de wil van een man, maar uit God geboren.
En het woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn openbaring aanschouwd, de openbaring als van de Eengeboren, uit de Vader, vervuld van overgave en waarheid.

Zijn wij bewust van het onmetelijke belang van het Johannes Evangelie? Juist dit evangelie wat vaak het minst begrepen wordt. Steiner heeft hier zo vaak op gewezen, o.a. op de hier volgende uitspraak:
“Wanneer iemand het Johannes evangelie neemt en daaruit slechts enkele zinnen leest, dan betekent dat heel veel voor de gehele kosmos. Want als niemand op aarde het Johannes evangelie zou lezen, zou de opdracht van het aardebestaan niet vervuld kunnen worden. Van onze deelname daaraan stralen de spirituele krachten uit, die aan de aarde steeds nieuw leven toevoegen, tegenover datgene wat afsterft.
(…) Onder omstandigheden kan een mens soms uiterlijk heel weinig doen. Maar wanneer hij – niet om persoonlijk te genieten – maar volbewust weet dat zijn gevoelens van belang zijn voor het bestaan van de wereld, dan doet hij daarmee buitengewoon veel”.

( Rudolf Steiner, GA. 145   Innerlijke ontwikkeling door Antroposofie. 24 maart 1913, Den Haag. (Uitg. Vrij geestesleven)

Nog even over over het belang van het lezen van het Johannes Evangelie tijdens het waken bij een gestorvene (de dagen tussen dood en uitvaart). Het lezen is niet bedoelt voor de gestorvene zelf, hij is omstraalt door zijn levenstableau en niet direct aanspreekbaar (dus nog geen spreuken), maar het fysieke lichaam is voor de gestorvene het “ijkpunt”voor het levenstableau. Door te waken en o.a. het Johannes Evangelie, scheppen wij een omhulling voor het lichaam tegen de elementaire wereld (wezens). Pas na ongeveer 3 à 3 ½ dag treedt de werkelijke dood in, door het loslaten van het etherlichaam (levenslichaam) het fysieke lichaam (lijk) wordt overgegeven aan de aarde, pas dan en niet eerder mogen de elementaar wezens er toegang toe hebben. Ook bij de wakende mens kan wel eens een onbestemde angst op treden. Intens met het Johannes evangelie bezig zijn, beschermt ook onszelf hier tegen.
Zeer zeker is ook het gebed Onze Vader van groot belang! Dit even heel in het kort, meer in mijn boek “Stervensbegeleiding een wederzijds proces”.

Tot slot nog een aanwijzing betreffende het Johannes Evangelie:

De christelijke inwijding kan worden verworven, wanneer de christelijke leerling voortdurend mediteert over de zinnen van het evangelie naar Johannes. Wie de eerste zinnen van het evangelie naar Johannes – “In het oerbegin was het Woord..”(vgl. 1:1) tot en met”..vervuld van overgave en waarheid “(vgl. 1:14) – dagelijks op zich laat inwerken, doet een ongelofelijk belangrijke ik kracht op. Die kracht dragen die zinnen in zich. Heel het evangelie naar Johannes moet niet alleen worden gelezen en met het intellect worden begrepen; het moet innerlijk doorleefd en doorvoeld worden. Dan is het zelf een werkzame, ondersteunende kracht bij de inwijding. Dan beleeft men de ”voetwassing” de “geseling” en de andere astrale visioenen geheel in overeenstemming met de wijze waarop zij vanaf het dertiende hoofdstuk in het evangelie van Johannes staan beschreven.(…) Wanneer de mensen alles wat in het evangelie naar Johannes staat beschreven voldoende op zich laten inwerken, is hun astrale lichaam op weg een “Jonkvrouw Sophia”te worden en dan wordt dit ontvankelijk voor de “Heilige Geest”. Het astrale lichaam wordt door de kracht van de impulsen die van het evangelie van Johannes uitgaan langzamerhand ontvankelijk het ware geestelijke aan te voelen en later te onderkennen. In deze zin heeft Christus Jezus de schrijver naar het evangelie van Johannes een opdracht, een missie gegeven.
(…) Verdiep U volledig in het evangelie naar Johannes, kom tot het spirituele inzicht dat daarin ligt, het heeft de kracht U tot de christelijke catharsis te voeren, het heeft de kracht u de “Jonkvrouw Sophia”te geven. Dan zal ook de “Heilige Geest” die nu met de aarde verenigd is u de verlichting…photismos in de christelijke zin van het woord deelachtig doen worden.
(…) Wanneer wij hetgeen wij door de antroposofische geesteswetenschap over het evangelie van Johannes kunnen leren, pogen op te nemen in ons gevoel, in onze beleving, dan zullen wij ervaren dat het evangelie van Johannes niet alleen een leerstuk is, maar een kracht die kan werken in onze ziel.

Rudolf Steiner. Hamburg 31 mei 1908
GA. 120. Die Offenbarung des Karma. Nederl. vertaling: Werkingen van het karma. (uitg. Vrij Geestesleven)

Onze Vader
Het gebed Onze Vader is afkomstig van Christus zelf. Alleen al als we ons een voorstelling daarvan maken, hoe dat ooit ooit door hem klank heeft gekregen, dan werkt dat diep door in onze ziel. Dat kan nimmer nooit verloren gaan of zijn kracht verliezen. Aan ons mensen om dat door te dragen.
Bidden betekent dan uiteindelijk: meescheppen aan datgene, wat de godheid voor de toekomst der mensheid, in zijn verbond met ons, tot stand wil brengen.
Johannes Evangelie 17e hoofdstuk: “Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor de mensen die door het woord in mij geloven.”
Maar de kracht die wij ontvangen, is niet om egoïstische verlangens te bevredigen, maar om onze bijdragen aan de medemens en het wereldgebeuren te schenken.
Steiner: “Men leert een kracht, die in de ziel en door de ziel moet werken, uitsluitend kennen door haar te gebruiken.
(  GA. 58 De kracht van het gebed. Uitg. Christofoor)
Mensengemeenschappen die op een zuiver geestelijke impuls berusten.

In het vorige nummer van Apokalyps-Nu ben ik reeds ingegaan op het belang van Gemeenschappen vormen. Zie bv. het citaat van Serge O Prokofieff uit GA 175 van Steiner.
Nu wil ik proberen hier nog nader op in te gaan. Allereerst een citaat van Steiner
“Vereniging betekent de mogelijkheid, dat zich een hoger wezen door de verenigde leden van een gemeenschap uitdrukt. Dat is een algemeen principe in het leven.Vijf mensen, die harmonisch met elkaar denken en voelen, zijn meer dan 1+1+1+1+1.Ze zijn niet alleen maar de som van de vijf, net zomin als ons lichaam de som van de vijf zintuigen is. Maar het samenleven, het in elkaar leven”van mensen betekent iets soortgelijks als het in elkaar leven”van cellen in het menselijk lichaam”. Een nieuw, hoger wezen is te midden van de vijf – ja zelfs al te midden van twee of drie mensen.
Waar twee of drie in mijn naam verzameld zijn, daar ben ik te midden van hen”.Het is niet de één en de ander en de derde, maar iets heel nieuws, wat door vereniging ontstaat. Maar het ontstaat alleen wanneer de een in de ander leeft, wanneer de enkeling zijn kracht niet alleen aan zichzelf, maar ook aan de ander ontleent.Dat kan echter alleen gebeuren wanneer hij onzelfzuchtig in de ander leeft. Zo zijn menselijke verenigingen de wonderlijke plaatsen waarin hogere geestelijke wezens afdalen – om door de enkele mensen heen te Werken, zoals de ziel zich uitdrukt in de lichaamsdelen. Daarom spreekt degene, die geesteswetenschap beoefent, niet enkel en alleen over abstracte dingen, wanneer hij over de geest van de gemeenschap spreekt Deze geest die in de gemeenschap werkt, kan men niet met de ogen zien, maar hij is er en hij werkt door de broederliefde. Zoals het lichaam een ziel heeft, zo heeft een gilde, een broederschap ook een ziel. Dat is niet alleen beeldend gesproken, maar als Volle werkelijkheid te verstaan. “Tovenaars” zijn de mensen die in een broederschap samenwerken, omdat ze hogere wezens in hun kring aantrekken. Wanneer we ons egoïsme in een broederschap loslaten, betekent dit opgaan in het geheel een versterking van de organen van deze gemeenschap.Wanneer we dan als lid van zo’n gemeenschap handelen of spreken, handelt of spreekt in ons niet de enkeling, maar de geest van de gemeenschap.Dat is het geheim van de vooruitgang van de toekomstige mensheid – om vanuit gemeenschappen te werken.
Rudolf Steiner. “Die Welträtsel und die Antroposophie“Berlijn 23-11-1905
Steiner heeft ons meerdermalen gewezen op het belang dat er geheel nieuwe
gemeenschappen moeten worden gevormd, die op een zuiver geestelijke impuls berusten. Deze kunnen de macht van Ahriman het meest weerstaan. Maar…Ahriman kent deze kracht en zal er alles aan doen de mensen te verleiden en aan zijn invloed te onderwerpen.
(…) Het enige dat zich vanaf het allereerste begin buiten Ahrimans invloed bevindt is de geestelijke en sociale sfeer, die zich  - uitgaande van de geesteswetenschap – geleidelijk in de mensheid  vormen zal  Door de geesteswetenschap wordt nu een andere sfeer geschapen waar het Ahrimanische volstrekt ontbreekt. En juist door het met inzicht opnemen van die geestelijke inhoud, waartoe de Ahrimanische machten geen toegang hebben, krijgt de mens de kracht om in de wereld Ahriman tegemoet te treden.
GA, 26 Kerngedachte van de Anthroposofie´

De grootste moeilijkheid in een gemeenschap is het opspelen van onze ego, onze dubbelganger. Zijn we werkelijk in staat ons weg te cijferen, totaal te staan voor het beoogde
 doel? “Niet ik maar Christus in mij (ons)” Dan kan een hoger geestelijk wezen zich met ons verbinden. Kunnen we dit waarmaken? Dit vergt offers! Geduld! Niets willen bereiken, dat is begeerte. “Niet mijn wil maar Uw wil geschiedde”
Ik zou nu, een naar mijn inzien, belangrijk inzicht van Dieter Brüll onder de aandacht willen brengen. Verwoord in het boek “De sociale impuls van de Antroposofie” (uitverkocht), maar in dit kort bestek wil ik mij hoofdzakelijk richtten op zijn laatste boekje (40 blz.) “Gemeenschap en gemeenzaamheid”. (uitg. Nearchus)
In 1986/87 heb ik de opleiding Sociale Driegeleding mogen volgen. Daar en in de jaren daarna tot aan zijn sterven heb ik intensief contact gehad met Dieter.  Hij schrijft uitvoerig over werkgemeenschappen, maar ik wil mij nu allereerst in hoofdzaak richten op wat hij noemt gemeenzaamheid.
Allereerst een uitspraak van Steiner” uit Dieter zijn boekje
“Het is geheel in overeenstemming met de feiten van het leven, dat de mens een totaal ander wezen wordt zodra hij zich in een groter groepsverband bevindt; anders dan wanneer hij alleen is. Hij wordt met betrekking tot zijn gehele zielenleven anders zo constateert de geschoolde waarnemer, in een gemeenschap en vooral in een actieve gemeenschap. Staat de mens alleen dan volgt hij zijn eigen impulsen, dan zal ook een zwak Ik de motieven voor zijn doen en laten in zichzelf zoeken. In gemeenschappen echter bestaat zo iets als als een massa-ziel;” de neigingen, de begeerten, de oordelen etcetera vloeien ineen”. En voorts: “Als menselijke eigenschappen afzakken tot in de sfeer van het onbewuste, dan gaat er een sterkere werking op andere mensen van uit (…) dan wanneer zij uit de sfeer van het gezonde oordeel komen”.
(GA. 59 Metamorphosen des Seelenlebens)
Dieter Brüll: “Overal, waar mensen elkaar ontmoeten voor gezamenlijke arbeid, ontwaakt de betweter in de mens. In “Sociaal en onsociaal” (“terecht of onterecht”.) Precies zo echter beleeft de ander zijn dubbelganger aan mij en zo kan het geschieden – en het geschiedt heel dikwijls – dat alleen nog maar de dubbelgangers met elkaar spreken.
Nu, dat kunnen we toch wel uit ervaring onderschrijven? Dus daar is “Ken Uzelve” een opgave en waarlijk ons offeren door ons in dienst te stellen van de geestelijke leiding.
Wat bedoelt Dieter Brüll met gemeenzaamheid?
In tegenstelling tot de gemeenschappen staan de metgezellen van de gemeenzaamheid met de ruggen naar elkaar toe. Ieder staat in zijn eigen werkkring. Men behoeft elkaar slechts zelden te ontmoeten. Waar het om gaat is niet de ontmoeting, doch het bewustzijn van de spirituele aanwezigheid van alle anderen bij elke (belangrijke) stap, die men in het leven doet. Zij zijn aanwezig, vermanend of helpend, om de situatie in de zin van de impuls aan te kunnen. (blz.23)Gemeenzaamheid vindt daar haar oorsprong in het basisgegeven dat in onze tijd de mogelijkheid opdroogt, dat de enkeling een verbinding tot de geest – daaronder begrepen die met zijn eigen hoger Ik – op eigen kracht tot stand brengt. Zowel in het positieve – zich openen voor spirituele impulsen – als in het negatieve – bescherming tegen wezens, die de mens vijandig zijn gezind – behoeft hij de steun en de geestelijke hulp van gelijkgezinde mensen. In de gemeenzaamheid zoekt de mens derhalve niet de omhullingen van de ander, waarin hij zich primair aan ons voordoet: fysiek, levens- en zielelichaam. Met die laatsten moet hij in gemeenschappen omgaan, daarmee moet hij daar samenwerken. Hier in de gemeenzaamheid gaat het om het geestwezen van de ander, dat hem begeleidt waar hij ook moge zijn, zolang hij zijn bewustzijn voor hem opent. Daarom is de gemeenzaamheid de structuur, waarin de sociale impuls zijn karakteristieke uitdrukking vindt.  (…) Terwijl de gemeenschap de normale structuur zowel voor het economisch als voor het geestesleven is, mogen wij in de gemeenzaamheid de bron van het sociale zien, dat wil zeggen van dat gebied, waarin het niet om het product en ook niet om het inzicht, doch om de ander gaat. Daarmee zijn we bij de essentie van de gemeenzaamheid aangekomenMen staat, als het ware met de ruggen naar elkaar toe..  De geestschaal vormt zich achter de ruggen en de kring vormt tevens een rugdekking voor ieder op zijn eigen plaats in de samenleving. Hij kan daar staan omdat hij weet door de kring gedekt te zijn. En omdat men elkaar niet in het gelaat kijkt, bestaat het probleem van de gemeenschap niet, de strijdt met de dubbelganger.(blz. 24/25)
Het zou wel eens kunnen zijn dat hier een belangrijke opdracht ligt hoe we in gemeenschap zowel in gemeenzaamheid ons sterk kunnen maken! Ons bewust zijn van onze verantwoordelijkheid! Wij zijn nu nog op aarde, maar straks in de geestelijke wereld als we gestorven zijn. Alleen waar we op aarde oog voor hadden, ons eigen hebben gemaakt, herkennen we in de geestelijke wereld. Belangrijk ons “geen zand in de ogen laten strooien”, maar als we sterven weten we wat er werkelijk op aarde plaats vindt. Misschien kunnen we dan tot over de dood heen een bijdrage geven. Laten we dan beginnen om ons bewust te zijn van de gestorvenen die mee willen werken als wij er voor open staan!
Is daar wellicht de gemeenzaamheid met de gestorvenen een “wegwijzer`?
In deze bijdrage kan ik niet uitgebreid ingaan wat Dieter Brùll precies bedoelt met gemeenzaamheid. Het is de moeite waard om kennis te nemen van de eerder genoemde boeken.



terug naar inhoudsopgave

Geen opmerkingen: