antroposofie en apocalypse
Steiner:” Wanneer de mensen de geestelijke wereld willen leren kennen moeten zij ertoe komen bij een onjuiste zaak zielenpijn, en bij een juiste zaak zielenvreugde te ervaren. Over de waarheid zou men zich zo moeten verheugen alsof men van iemand een miljoen geschonken krijgt! En zo moet men innerlijk, in de ziel kunnen lijden wanneer men ontdekt dat men voorgelogen wordt – zoals het lichaam lijdt wanneer het ernstig ziek is. De ziel moet niet ziek worden, maar moet pijn of vreugde ervaren, zoals het lichaam ziekte ervaren kan of juist een weldadig gevoel
Het is belangrijk om de gebeurtenissen in de wereld onder ogen te zien, zoals Steiner dit onder woorden brengt: “Voor alles moet je weten dat je nu, nadat deze machten nu eenmaal naar de aarde omlaag zijn gebracht (datum), met hen moet leven, dat ze er zijn. Dat ze het machtigst worden als je je ogen voor hen sluit. Dat is het nu juist, dat deze Ahrimanische machten, die van het menselijk intellect bezit hebben genomen, het machtigst worden als je niets over hen wilt weten, niets over hen wil horen”
(…) want het zou hun goed uitkomen dat de mensen niets van hen zouden weten en zij in het onderbewustzijn van de mensen zouden kunnen werken.
(…) Ze kunnen gedijen doordat men die elementen verzorgt die ze juist zo graag onder de mensen van onze tijd willen verbreiden: vooroordeel, onwetendheid en vrees ten opzichte van het geestelijk leven. Met niets steun je de Ahrimanische machten zo zeer als met deze vooroordelen.
(…) Het is waar wat altijd door ingewijden gezegd is: wanneer datgene de mens doorstroomt wat van spirituele wijsheid afkomstig is, dan is dat voor de Ahrimanische machten een grote verschrikking van duisternis en een verterend vuur. Een prettig gevoel is het voor de Ahrimanische engelen om in de hoofden te wonen, die in onze tijd met Ahrimanische wetenschap gevuld zijn. Maar als een verterend vuur, als een grote verschrikking van duisternis worden door de Ahrimanische engelen die hoofden ervaren die van spirituele wijsheid doordrongen zijn. Laten we zo’n zaak heel serieus nemen, en het volgende voelen: wanneer we onszelf met spirituele wijsheid doordringen, dan gaan we zo door de wereld dat we de basis leggen voor een juiste verhouding tot de Ahrimanische machten, dat we zelf door wat we doen, datgene opzetten wat er moet zijn, dat we tot heil van de wereld de plaats van het verterende offervuur opzetten, de plaats waar de verschrikking van de duisternis het schadelijke Ahrimanische overstraalt.Doordringt u met zulke ideeën, doordring u met zulke gevoelens! Dan wordt u wakker en u bekijkt wat daar buiten in de wereld plaatsvinden, bekijkt wat daar buiten, in de wereld gebeurd.
De antroposoof moet voelen dat we een deel van het geheel zijn, dat we voor alles wat er is, medeverantwoordelijk zijn. Wie niet in staat is om te voelen, dat hij er medeschuldig aan is wanneer morgen iemand steelt, die is niet in staat om te weten hoe hij met het geheel samenhangt, hij is niet in staat om de wortel van het kwaad te zoeken.(…) De gedachte dat we niet veel beter kunnen zijn dan een ander moet ons volledig vervullen. We moeten met de wereld leven, maar we moeten ziende met de wereld leven.
In het oerbegin was het scheppende woord en het woord was bij God en het Woord was God, dit was in het oerbegin bij God.
Alles is door het Woord geworden en niets van het gewordene is anders dan door het Woord ontstaan. In het woord was het leven en het leven was het licht der mensen en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet begrepen. Er is een mens geworden, van God gezonden, zijn naam is Johannes. Deze kwam tot getuigenis om van het licht te getuigen, opdat zij allen door hem geloven zouden. Hij was niet het licht, maar hij was er om te getuigen van het licht. Want het waarachtige licht, dat ieder mens verlicht, wilde in de wereld komen. Hij was in de wereld en de wereld is door hem geworden, en de wereld kende het niet. Tot de enkelingen kwam hij en de enkelingen namen het niet op. Zovelen hem opnamen, hun gaf hij de volmacht kinderen Gods te worden. Zij vertrouwden in zijn naam. Zij zijn niet uit de bloedkrachten, niet uit het willen van de menselijke natuur nog uit de wil van een man, maar uit God geboren. En het woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn openbaring aanschouwd, de openbaring als van de Eengeboren, uit de Vader, vervuld van overgave en waarheid.
“Wanneer iemand het Johannes evangelie neemt en daaruit slechts enkele zinnen leest, dan betekent dat heel veel voor de gehele kosmos. Want als niemand op aarde het Johannes evangelie zou lezen, zou de opdracht van het aardebestaan niet vervuld kunnen worden. Van onze deelname daaraan stralen de spirituele krachten uit, die aan de aarde steeds nieuw leven toevoegen, tegenover datgene wat afsterft.
(…) Onder omstandigheden kan een mens soms uiterlijk heel weinig doen. Maar wanneer hij – niet om persoonlijk te genieten – maar volbewust weet dat zijn gevoelens van belang zijn voor het bestaan van de wereld, dan doet hij daarmee buitengewoon veel”.
De christelijke inwijding kan worden verworven, wanneer de christelijke leerling voortdurend mediteert over de zinnen van het evangelie naar Johannes. Wie de eerste zinnen van het evangelie naar Johannes – “In het oerbegin was het Woord..”(vgl. 1:1) tot en met”..vervuld van overgave en waarheid “(vgl. 1:14) – dagelijks op zich laat inwerken, doet een ongelofelijk belangrijke ik kracht op. Die kracht dragen die zinnen in zich. Heel het evangelie naar Johannes moet niet alleen worden gelezen en met het intellect worden begrepen; het moet innerlijk doorleefd en doorvoeld worden. Dan is het zelf een werkzame, ondersteunende kracht bij de inwijding. Dan beleeft men de ”voetwassing” de “geseling” en de andere astrale visioenen geheel in overeenstemming met de wijze waarop zij vanaf het dertiende hoofdstuk in het evangelie van Johannes staan beschreven.(…) Wanneer de mensen alles wat in het evangelie naar Johannes staat beschreven voldoende op zich laten inwerken, is hun astrale lichaam op weg een “Jonkvrouw Sophia”te worden en dan wordt dit ontvankelijk voor de “Heilige Geest”. Het astrale lichaam wordt door de kracht van de impulsen die van het evangelie van Johannes uitgaan langzamerhand ontvankelijk het ware geestelijke aan te voelen en later te onderkennen. In deze zin heeft Christus Jezus de schrijver naar het evangelie van Johannes een opdracht, een missie gegeven.
(…) Verdiep U volledig in het evangelie naar Johannes, kom tot het spirituele inzicht dat daarin ligt, het heeft de kracht U tot de christelijke catharsis te voeren, het heeft de kracht u de “Jonkvrouw Sophia”te geven. Dan zal ook de “Heilige Geest” die nu met de aarde verenigd is u de verlichting…photismos in de christelijke zin van het woord deelachtig doen worden.
(…) Wanneer wij hetgeen wij door de antroposofische geesteswetenschap over het evangelie van Johannes kunnen leren, pogen op te nemen in ons gevoel, in onze beleving, dan zullen wij ervaren dat het evangelie van Johannes niet alleen een leerstuk is, maar een kracht die kan werken in onze ziel.
Johannes Evangelie 17e hoofdstuk: “Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor de mensen die door het woord in mij geloven.”
Steiner: “Men leert een kracht, die in de ziel en door de ziel moet werken, uitsluitend kennen door haar te gebruiken.
“Vereniging betekent de mogelijkheid, dat zich een hoger wezen door de verenigde leden van een gemeenschap uitdrukt. Dat is een algemeen principe in het leven.Vijf mensen, die harmonisch met elkaar denken en voelen, zijn meer dan 1+1+1+1+1.Ze zijn niet alleen maar de som van de vijf, net zomin als ons lichaam de som van de vijf zintuigen is. Maar het samenleven, het in elkaar leven”van mensen betekent iets soortgelijks als het in elkaar leven”van cellen in het menselijk lichaam”. Een nieuw, hoger wezen is te midden van de vijf – ja zelfs al te midden van twee of drie mensen.
Waar twee of drie in mijn naam verzameld zijn, daar ben ik te midden van hen”.Het is niet de één en de ander en de derde, maar iets heel nieuws, wat door vereniging ontstaat. Maar het ontstaat alleen wanneer de een in de ander leeft, wanneer de enkeling zijn kracht niet alleen aan zichzelf, maar ook aan de ander ontleent.Dat kan echter alleen gebeuren wanneer hij onzelfzuchtig in de ander leeft. Zo zijn menselijke verenigingen de wonderlijke plaatsen waarin hogere geestelijke wezens afdalen – om door de enkele mensen heen te Werken, zoals de ziel zich uitdrukt in de lichaamsdelen. Daarom spreekt degene, die geesteswetenschap beoefent, niet enkel en alleen over abstracte dingen, wanneer hij over de geest van de gemeenschap spreekt Deze geest die in de gemeenschap werkt, kan men niet met de ogen zien, maar hij is er en hij werkt door de broederliefde. Zoals het lichaam een ziel heeft, zo heeft een gilde, een broederschap ook een ziel. Dat is niet alleen beeldend gesproken, maar als Volle werkelijkheid te verstaan. “Tovenaars” zijn de mensen die in een broederschap samenwerken, omdat ze hogere wezens in hun kring aantrekken. Wanneer we ons egoïsme in een broederschap loslaten, betekent dit opgaan in het geheel een versterking van de organen van deze gemeenschap.Wanneer we dan als lid van zo’n gemeenschap handelen of spreken, handelt of spreekt in ons niet de enkeling, maar de geest van de gemeenschap.Dat is het geheim van de vooruitgang van de toekomstige mensheid – om vanuit gemeenschappen te werken.
(…) Het enige dat zich vanaf het allereerste begin buiten Ahrimans invloed bevindt is de geestelijke en sociale sfeer, die zich - uitgaande van de geesteswetenschap – geleidelijk in de mensheid vormen zal Door de geesteswetenschap wordt nu een andere sfeer geschapen waar het Ahrimanische volstrekt ontbreekt. En juist door het met inzicht opnemen van die geestelijke inhoud, waartoe de Ahrimanische machten geen toegang hebben, krijgt de mens de kracht om in de wereld Ahriman tegemoet te treden.
“Het is geheel in overeenstemming met de feiten van het leven, dat de mens een totaal ander wezen wordt zodra hij zich in een groter groepsverband bevindt; anders dan wanneer hij alleen is. Hij wordt met betrekking tot zijn gehele zielenleven anders zo constateert de geschoolde waarnemer, in een gemeenschap en vooral in een actieve gemeenschap. Staat de mens alleen dan volgt hij zijn eigen impulsen, dan zal ook een zwak Ik de motieven voor zijn doen en laten in zichzelf zoeken. In gemeenschappen echter bestaat zo iets als als een massa-ziel;” de neigingen, de begeerten, de oordelen etcetera vloeien ineen”. En voorts: “Als menselijke eigenschappen afzakken tot in de sfeer van het onbewuste, dan gaat er een sterkere werking op andere mensen van uit (…) dan wanneer zij uit de sfeer van het gezonde oordeel komen”.
Dieter Brüll: “Overal, waar mensen elkaar ontmoeten voor gezamenlijke arbeid, ontwaakt de betweter in de mens. In “Sociaal en onsociaal” (“terecht of onterecht”.) Precies zo echter beleeft de ander zijn dubbelganger aan mij en zo kan het geschieden – en het geschiedt heel dikwijls – dat alleen nog maar de dubbelgangers met elkaar spreken.
Nu, dat kunnen we toch wel uit ervaring onderschrijven? Dus daar is “Ken Uzelve” een opgave en waarlijk ons offeren door ons in dienst te stellen van de geestelijke leiding.
In tegenstelling tot de gemeenschappen staan de metgezellen van de gemeenzaamheid met de ruggen naar elkaar toe. Ieder staat in zijn eigen werkkring. Men behoeft elkaar slechts zelden te ontmoeten. Waar het om gaat is niet de ontmoeting, doch het bewustzijn van de spirituele aanwezigheid van alle anderen bij elke (belangrijke) stap, die men in het leven doet. Zij zijn aanwezig, vermanend of helpend, om de situatie in de zin van de impuls aan te kunnen. (blz.23)Gemeenzaamheid vindt daar haar oorsprong in het basisgegeven dat in onze tijd de mogelijkheid opdroogt, dat de enkeling een verbinding tot de geest – daaronder begrepen die met zijn eigen hoger Ik – op eigen kracht tot stand brengt. Zowel in het positieve – zich openen voor spirituele impulsen – als in het negatieve – bescherming tegen wezens, die de mens vijandig zijn gezind – behoeft hij de steun en de geestelijke hulp van gelijkgezinde mensen. In de gemeenzaamheid zoekt de mens derhalve niet de omhullingen van de ander, waarin hij zich primair aan ons voordoet: fysiek, levens- en zielelichaam. Met die laatsten moet hij in gemeenschappen omgaan, daarmee moet hij daar samenwerken. Hier in de gemeenzaamheid gaat het om het geestwezen van de ander, dat hem begeleidt waar hij ook moge zijn, zolang hij zijn bewustzijn voor hem opent. Daarom is de gemeenzaamheid de structuur, waarin de sociale impuls zijn karakteristieke uitdrukking vindt. (…) Terwijl de gemeenschap de normale structuur zowel voor het economisch als voor het geestesleven is, mogen wij in de gemeenzaamheid de bron van het sociale zien, dat wil zeggen van dat gebied, waarin het niet om het product en ook niet om het inzicht, doch om de ander gaat. Daarmee zijn we bij de essentie van de gemeenzaamheid aangekomenMen staat, als het ware met de ruggen naar elkaar toe.. De geestschaal vormt zich achter de ruggen en de kring vormt tevens een rugdekking voor ieder op zijn eigen plaats in de samenleving. Hij kan daar staan omdat hij weet door de kring gedekt te zijn. En omdat men elkaar niet in het gelaat kijkt, bestaat het probleem van de gemeenschap niet, de strijdt met de dubbelganger.(blz. 24/25)
Een reactie posten
Geen opmerkingen:
Een reactie posten