antroposofie en apocalypse
28.12.1912: Gründung der Anthroposophischen Gesellschaft in Köln mit ca. 3000 Mitgliedern. Im Vorstand: Marie von Sivers, Michael Bauer, Carl Unger. Rudolf Steiner übernimmt keine Ämter, sondern wirkt als Berater und Vortragender. Trennung von der Theosophischen Gesellschaft. Zu einer befriedigenden und gesunden Lebensgestaltung bedarf die Menschennatur der Erkenntnis und Pflege ihrer eigenen übersinnlichen Wesenheit und der übersinnlichen Wesenheit der aussermenschlichen Welt. …Wahre Geistesforschung und die aus ihr folgende Gesinnung soll der Gesellschaft ihren Charakter geben…:1. Es können in der Gesellschaft alle diejenigen Menschen brüderlich zusammenwirken, welche als Grundlage eines liebevollen Zusammenwirkens ein gemeinsames Geistiges in allen Menschenseelen betrachten, wie auch diese verschieden sein mögen in bezug auf Glauben, Nation, Stand, Geschlecht usw.2. Es soll die Erforschung des in allem Sinnlichen verborgenen Übersinnlichen gefördert und der Verbreitung echter Geisteswissenschaft gedient werden.3. Es soll die Erkenntnis des Wahrheitskernes in den verschiedenen Weltanschauungen der Völker und Zeiten gepflegt werden(Aus: Entwurf der Grundsätze einer Anthroposophischen Gesellschaft 1912)
En dankzij de inspanningen van deze door de poort van de dood gegane zielen is men er in geslaagd, de Christus, we kunnen niet anders zeggen als: te verdrijven uit de geestelijke wereld. En de Christus moest een vernieuwing van het Mysterie van Golgotha beleven, maar niet in dezelfde omvang als het voorgaande. Destijds ging hij door de dood, nu was er een uitgestoten worden van zijn Zijn in de geestelijke wereld. En daardoor vervulde zich aan hem de eeuwige wet van de geestelijke wereld. Wat in de hogere geestelijke wereld verdwijnt, dat ontstaat opnieuw in de lagere wereld. Als het in de 20e eeuw mogelijk is, dat de zielen zich kunnen opwerken tot het begrip van het Mysterie van Golgotha, dan komt dat door deze gebeurtenis, dat de Christus door een samenzwering van de materialistische zielen verdreven is uit de geestelijke werelden, verplaatst werd in de zintuiglijke wereld, in de mensenwereld, zo dat ook in deze zintuiglijke wereld een nieuw begrip kan ontstaan voor de Christus. (05)
Bij het begin van deze veertiger jaren (1840) begint de zesde bazuinengel te blazen, en hij zal blazen, tot aan het eind van de 20e eeuw die gebeurtenissen optreden, waar ik gisteren over gesproken heb (10) (16-9-1924), als de zevende bazuinengel begint te blazen. We bevinden ons eigenlijk al in het gebied der weeën. (09)
Maar nu zijn we op weg naar de herinnering en de heropleving van het Abrahamitische tijdperk, maar zodanig dat mensen weggevoerd worden uit de onze zintuigen toegankelijke wereld. De geest van Abraham zal onze kennis dusdanig beïnvloeden, dat de mensen zullen afzien van hun alleen geldende achting voor de fysieke wereld. En in omgekeerde volgorde als het geval was met Abraham, toen de Geest, toen God alleen maar in de fysieke wereld te vinden was, zullen de mensen nu boven de fysieke wereld uitgroeien en binnengroeien in de geestelijke wereld. (12)
Het Kali Yuga is aangebroken. We weten, dat juist in onze tijd het Kali Yuga geëindigd is, en dat we nu de weg opwaarts moeten vinden in de geestelijke wereld en dat er juist daarom een geesteswetenschap is! Want, zoals het Kali Yuga in het jaar 3101 voor onze tijdrekening begonnen is, zo is het geëindigd in 1899. Daarom is 1899 een belangrijk jaar, daarom moeten de mensen hun toekomstideaal zo opvatten, dat ze weer moeten opstijgen naar de geestelijke werelden. Het tijdperk dat aan het Kali Yuga voorafging, was echter ook dat, dat karakteristiek is voor de oer-perzische tijd, waar men door het astraallichaam nog de oude herinneringen kon ondervinden. Nu echter moest men zich naar buiten wenden. Dat was een geweldige overgang. Die voltrok zich bij veel mensen zo, dat ze een tijdlang helemaal niets zagen, dat duisternis door de menselijke ontwikkelingskrachten zich uitbreidde over de mensenzielen. Niet gedurende lange tijd, maar inderdaad slechts gedurende weken duurde deze verduistering, deze slaaptoestand, die de mensen doorgemaakt hebben. Maar ze maken echter deze slaaptoestand door, en velen werden daaruit niet meer wakker. Velen gingen daarbij te gronde, en slechts weinigen bleven achter op verschillende plekken van de aarde. Op dit moment is er te weinig tijd om te schetsen, wat voor toestanden daar optraden. In het kort kan gezegd worden, dat de toestanden daardoor, dat een groot aantal mensen te gronde ging, zeer, zeer akelig waren, en slechts op enkele plekken van de aarde ontwaakten de mensen weer uit de grote geestelijke vloed, die zich als een slaap over de zielen uitgebreid had. En deze slaaptoestand ondervonden de meeste zielen als een verdrinken- en slechts weinigen als een vooruitgang. Toen kwam nu juist het zwarte tijdperk, het godloze tijdperk. (14)
Wat Paulus voor Damaskus beleefde en wat voor hem een persoonlijke ervaring was, dat zal voor een bepaald aantal mensen een algemene ervaring worden. De betekenis, die deze gebeurtenis in de 20e eeuw zal hebben, kan men aan het volgende herkennen. Paulus kon door alles, dat er in Palestina gebeurd was, weten, zonder dat dit uit een Saulus een Paulus maken kon. Zijn zielstoestand was zodanig, dat hij er niet van overtuigd kon worden, dat in de Nazarener de Christus leeft. Pas de gebeurtenis van Damaskus vertelde zijn helderziende bewustzijn hem: de Christus is aanwezig. De mensen, die in de 20e eeuw het gebeuren van Damaskus zullen hebben beleefd, zullen het directe weten van de Christus krijgen, ze zullen het niet nodig hebben, zich op documenten te baseren, om de Christus te kennen, maar ze zullen het directe weten hebben, zoals tegenwoordig alleen de ingewijde het heeft. Alle vermogens, die nu middels de inwijding verworven worden, zullen in de toekomst algemene vermogens van de mensheid zijn. Deze toestand van de ziel, dit zielsbeleven, wordt in het occultisme de wederkomst van Christus genoemd. De Christus zal niet weer in een fysiek lichaam incarneren, maar hij zal in een etherlichaam verschijnen, zoals op de weg naar Damaskus. (18)
Want in het vlees (fysiek lichaam) zal de Christus niet meer terug komen. Toch moeten we spreken van een nieuwe relatie van de mensen met de Christus. Waarom? Omdat dat tijdperk, dat wij het duistere noemen, het Kali Yuga, juist in onze tijd is afgelopen met het einde van de 19e eeuw, en omdat met het begin van de 20e eeuw een nieuw tijdperk begint, waarin zich nieuwe vermogens van de mensen voorbereiden, zulke vermogens, die in het duistere tijdperk verloren gegaan zijn. Langzamerhand bereiden zich nieuwe vermogens voor. In dergelijke mate zullen zich nieuwe vermogens voorbereiden, dat er enkele mensen zullen zijn, die deze als een natuurlijke aanleg zullen hebben. Deze vermogens zullen zich bij een aantal mensen in het bijzonder tonen tussen de jaren 1930 en 1940, en door deze nieuwe vermogens zullen nieuwe relaties tot de Christus bij een aantal mensen intreden. (19)
Weliswaar is de verduistering van het bewustzijn van het Duitse volk door het doelbewust inzetten van Hitlers machten. het financiële middel en de magische handelingen uiterlijk geslaagd, maar toch kon niemand de doorbraak van Christus in het etherische op dat tijdstip tussen 1930-1945 verhinderen. Zoals Rudolf Steiner voorzegde, vond toen de bewustzijnsverandering van de mensheid door de inwerking van Christus plaats. Midden in de verschrikkelijke oorlog, waar het –ik- van de mensen wereldwijd in een onbeschrijfelijke onmacht een duisternis beleefde die er nog niet eerder geweest was, werd het geestelijke gordijn dat tot die tijd de mensen, die geen ingewijden waren, van de realiteit van de etherische wereld waarin de Christus zich openbaart scheidde voor altijd gescheurd.
Het mensheids-ik stortte in een totale duisternis in de oorlog – zo diep, dat dat -ik- op menselijke wijze de innerlijke dood beleefde. Het was juist ook het moment, waarop het begon, dat de Christus in het etherische ook door de mensen, die geen spirituele voorbereidingen hebben zoals geschoolde ingewijden die bezitten, spontaan gezien en beleefd kan worden.
Nog tijdens de tweede wereldoorlog gebeurde er iets belangrijks in de bovenzinnelijke wereld. Het mensheids-bewustzijn was zo sterk verduisterd op de aarde. De ziel van de mensheid beleefde een bijna volledige verduistering en bevond zich in een nog niet eerder beleefde onmacht. Op dit geestelijk-ziele nulpunt van volledige vertwijfeling van het -ik- van de mensheid, die door de wederzijdse eindeloze slachting in de hele wereld werd veroorzaakt door het inzetten van de nieuwste intelligentste techniek. De samenhang van de mensheid in het mensheids-ik werd op de intensiefste wijze aangevallen, terwijl de mensen door fanatieke en eenzijdige ideologieën de ware dimensie van een mensheid volledig vergaten.
In deze volledige verduistering heeft een gebeurtenis plaatsgevonden: het wereldgordijn dat de mensheid nog geheel scheidde van de Christus, werd middendoor gescheurd. Dat gebeurde, toen het hart van de mensheid in deze wreed woedende oorlog sterk verduisterd werd. Er was een schreeuw van het mensheidsbewustzijn te horen, die bovenzinnelijk het kosmische mensheidsbewustzijn op een gewelddadige manier doorgalmde. Een schreeuw, die door een onbeschrijfelijk pijnlijke geestelijke geboorte veroorzaakt werd, die de Christus van binnenuit geheel meebeleefde. En achter dit gescheurde tempelkleed openbaarde zich de Christus in zijn ethergedaante, die de oneindige liefde deed uitstromen, nog gedurende die verschrikkelijke wereldoorlog. Uit een volledig geestelijke onmacht ontwaakte het mensheids-ik tot een nieuw tijdperk in het nabijzijn van Christus.(25)
Historische symptomatologie.Het mysterie van het boze in het 5e cultuurtijdperk.Nu, als de Christus wederom in het etherische zal verschijnen, als wederom een soort van Mysterie van Golgotha zal worden beleefd, nu zal het boze een vergelijkbare betekenis hebben als geboorte en dood in het 4e na-atlantische tijdperk. In het 4e na-atlantische tijdperk ontwikkelde de Christus zijn impuls voor de aardemensheid vanuit de dood. En men mag zeggen: uit de gevolgde dood ontstond datgene, wat in de mensheid instroomde. Zo zal vanuit het boze op een bijzondere, paradoxale manier de mensheid van het 5e na-atlantische tijdperk tot de vernieuwing van het mysterie van Golgotha worden gevoerd. Door het beleven van het boze wordt tot stand gebracht, dat de Christus weer verschijnen kan, zoals hij door de dood in het 4e tijdperk verschenen is. (26)
Waardoor komt het dan eigenlijk, dat vanaf de 20e eeuw de Christus Jezus steeds meer zal intreden in het gewone bewustzijn van de mensen? - Dat heeft de volgende reden. Net zo als op het fysieke plan in het begin van onze tijdrekening in Palestina een gebeurtenis zich afgespeeld heeft, waarin de Christus de wezenlijkste rol speelde, een gebeurtenis, die betekenis heeft voor de gehele mensheid, zo zal in de loop van de 20e eeuw, tegen het einde van de 20e eeuw, weer een belangrijke gebeurtenis zich afspelen, weliswaar niet in de fysieke wereld, maar in de hogere werelden, en wel in die wereld, die we in de eerste plaats als de wereld van het etherische bestempelen. En deze gebeurtenis zal evenveel fundamentele betekenis voor de ontwikkeling van de mensheid hebben, als de gebeurtenis van Palestina in het begin van onze tijdrekening. Net zo als we moeten zeggen: voor de Christus zelf had de gebeurtenis van Golgotha de betekenis, dat juist door deze gebeurtenis een god gestorven is, een god de dood heeft overwonnen….,zo zal zich een gebeurtenis afspelen van diepgaander betekenis, dat zich alleen niet op het fysieke plan voltrekt, maar in de etherische wereld. En daardoor, dat deze gebeurtenis zich voltrekt, daardoor wordt de mogelijkheid geschapen, dat nu juist de mensen de Christus leren zien, zullen schouwen. Wat is deze gebeurtenis? Deze gebeurtenis is niets anders, dan dat een zeker ambt in het wereld-al voor de mensheidsontwikkeling in de 20e eeuw overgaat – op een verhoogde manier overgaat, dan dat tot nu toe het geval was –op de Christus. En hier leert ons het occulte, het helderziende onderzoek, dat in ons tijdperk het belangrijke intreedt, dat de Christus de Heer van het karma van de mensheidsontwikkeling wordt. En dit is het begin voor datgene, wat we ook in de evangeliën met de woorden aangeduid vinden: ’hij zal weder komen, om te scheiden of de crisis opwekken (jongste gericht Bijbel) voor de levenden en de doden’.- Alleen dient in de zin van het occulte onderzoek deze gebeurtenis niet zo opgevat worden, als of het een eenmalige gebeurtenis zou zijn, dat zich afspeelt op het fysieke plan, maar het hangt samen met de hele toekomstige ontwikkeling van de mensheid. En terwijl het christendom en de christelijke ontwikkeling tot nu toe een soort van voorbereiding betekent, doet nu het belangrijke zijn intrede, dat de Christus de Heer van het karma (lot) wordt, dat het zijn taak wordt, in de toekomst te bestemmen, wat ons karmisch conto is, hoe ons debet en credit zich tot elkaar verhouden. (29)
Nadat ik dit uiteen heb gezet zult u kunnen begrijpen, dat ons juist in deze bewustzijnszieletijd een heel bepaalde gebeurtenis te wachten staat. En omdat het hier om de bewustzijnsziel gaat zal het van de mensen afhangen, hoe deze gebeurtenis zich in de mensheidsgeschiedenis zal voltrekken. Deze gebeurtenis kan een eeuw eerder of een eeuw later komen, maar in feite zou het hoe dan ook in de mensheidsontwikkeling moeten plaatsvinden. En deze gebeurtenis kan men als volgt omschrijven: de mensen moeten door middel van hun bewustzijnsziel, door hun bewuste denken zover komen, dat zij de werkzaamheid van de engelen aan de toekomst van de mensheid kunnen schouwen. De leer van de geesteswetenschap moet praktische levenswijsheid van de mensheid worden. Het inzicht in de intenties van de engelen moet tot eigen wijsheidsgoed van de mensen worden. Nu is echter de mensheid in haar ontwikkeling naar steeds grotere vrijheid al zo ver gevorderd, dat het van de mens zelf zal afhangen of hij de geschilderde gebeurtenis zal verslapen, of dat hij met vol bewustzijn er naartoe zal streven.
Deze gebeurtenis zal dus zo plaatsvinden, dat de bewustzijnsziel van de mens er een bepaalde relatie toe krijgt. Dat zal eens in de mensheidsontwikkeling moeten plaatsvinden. Daar werken de engelen door hun beelden in het astrale lichaam van de mens naar toe. Nu wil ik u er echter opmerkzaam op maken, dat deze gebeurtenis, die in de toekomst zal plaatsvinden, nu al in de wil van de mens ligt. De mens kan veel dingen nalaten. En menigeen laat tegenwoordig veel na, wat tot een wakker beleven van het aangeduide tijdstip kan voeren.
En we moeten heel wakker zijn voor dit gevaar, anders zal er in plaats van de machtige gebeurtenis die in de toekomstige ontwikkeling van de aarde moet ingrijpen iets heel anders optreden, iets wat werkelijk een gevaar kan vormen voor de aarde-ontwikkeling. (30)
En tweeërlei zal er in de verdere ontwikkelingsgeschiedenis van de mensheid zijn. Men zal zich moeten inspannen om datgene wat eens door Michael aan de voorbestemde zielen in de bovenzinnelijke scholen geleerd is verder voort te zetten op aarde in zoverre het mogelijk is om in de antroposofische vereniging eerbiedige aandacht voor deze kennis te hebben en degenen dit in de incarnaties na onze opvolgers zijn (wij dus nu!) daarin te onderrichten tot het eind van de 20e eeuw aangebroken zal zijn. Dan zal menigeen van degene, die deze dingen heden voor het eerst hoort, weer naar de aarde afdalen, wat dus spoedig zal zijn. Op de aarde zal ondertussen veel verschijnen, talrijk, wat door Ahriman geschreven zal zijn. De ene opgave van de antroposofen zal zijn: getrouw de Michael-wijsheid te verzorgen, zich met goedmoedige harten te verhouden tot de Michael-wijsheid en de eerste doordringing van de menselijke intelligentie met het Michael-zwaard daarin te zien, dat nu dit geestelijke Michael-zwaard gehandhaaft wordt door de harten, waarin de Michael-wijsheid zijn intrek genomen heeft, zo, dat het Michael-beeld als een voor de individuele antroposoof enthousiastmerend beeld in een nieuwe gestalte verschijnt: Michael staand in de harten van de mensen, onder zijn voeten dat, wat ahrimanische auteurschap zal zijn. (40)
Welnu, de zielen, die hier op dit moment zitten (1909), die zullen weer geïncarneerd zijn in een tijdperk, waarin al lang bij de mensenzielen die zieleneigenschappen aanwezig zullen zijn, die zoëven werden geschetst. Wat betekent dat? Met zulke eigenschappen zal nog iets anders zich aandienen. Het zal gebeuren, dat de mens op de huidige incarnatie zal kunnen terugschouwen. Als een natuurlijk vermogen zal optreden met deze eigenschappen die zoeven geschetst werden – daartoe behorend -, een herinnering niet alleen aan het leven tussen dood en geboorte, maar aan het voorgaande leven, als een natuurlijk vermogen. Maar dan zal het daarom gaan, dat wij in de tegenwoordige of volgende incarnatie iets ontwikkelen, waaraan men zich kan herinneren…… Eerst moeten we iets scheppen, waaraan we ons dan zullen kunnen herinneren in de volgende incarnatie. Dan (in het volgende aardeleven) incarneert hij met dit nieuw ontwikkelde -ik- , en hij herinnert zich aan dit ontwikkelde ik. En dat is de diepere opgave van de antroposofische wereldbeweging heden: een aantal mensen door te sturen naar de volgende incarnatie met een -ik- , waaraan ze zich herinneren als aan hun individuele ik. En dat zullen de mensen zijn, die de kern van de volgende cultuurperiode zullen vormen. (43)
..wanneer de geestelijke vernieuwing, die ook het intellectuele tot in het geestelijke opheft, zich aan het einde van de 20e eeuw voordoet. De mogelijkheid dat dit intreedt mogen de mensen van de 20e eeuw zich niet veroorloven te verkwanselen! Omdat alles tegenwoordig van de vrije wil afhangt, zo hangt, dat dit gebeurt – namelijk of de met elkaar verbonden partijen afdalen kunnen om tot een hernieuwde spiritualisatie van de cultuur in de 20e eeuw te komen -, ook daarvan af, of de antroposofische beweging het verstaat, op de juiste wijze vol overgave de antroposofie te verzorgen. (44)
…met wie u voorbereiden zult het werk, das gebeuren moet aan het einde van deze eeuw en dat de mensheid over de grote crisis heen moet brengen, waarin deze terecht is gekomen. (45)
Meer dan enige andere strijd is deze strijd in het menselijke hart gelegd. Daar binnen ligt het verankerd sinds het laatste derde deel van de 19e eeuw. Beslissend moet datgene worden, wat mensenharten met deze Michael-aangelegenheid in de wereld in de loop van de 20e eeuw doen. En in het verloop van deze 20e eeuw, wanneer de eerste 100 jaar na het einde van het Kali Yuga zal zijn afgelopen, staat de mens of aan het graf van alle civilisatie of bij het begin van dat tijdperk, waar in de zielen van de mensen, die in hun hart intelligentie met spiritualiteit verbinden, de Michael-strijd ten gunste van de Micharl-impuls wordt uitgevochten. (46)
Dat is het, wat antroposofen eigenlijk bewegen moet: hier sta ik. De antroposofische impuls is in mij, ik herken deze als de Michael-impuls. Ik wacht, terwijl ik mij tijdens het wachten door de juiste antroposofische arbeid in het heden krachtiger maak en de korte tussentijd benut, die juist de antroposofenzielen toegewezen is in de 20e eeuw tussen dood en een nieuwe geboorte, om aan het einde van de 20e eeuw terug te komen en de beweging met een veel spirituelere kracht voort te zetten. Ik bereid me voor op dit nieuwe tijdperk van de 20e in de 21e eeuw – zo zegt een echte antroposofenziel tot zichzelf -, want veel vernietigende krachten zijn er op de aarde. Decadent zal het hele culturele leven, de hele beschaving van de aarde worden, wanneer de spiritualiteit van de Michael-impuls de mens niet aangrijpt, wanneerde mensen wederom niet in staat zijn, datgene, wat als civilisatie heden omlaag vallen wil, wederom te verheffen. (47).
Mijn lieve vrienden, de antroposoof dient in zijn bewustzijn op te nemen, moet er duidelijkheid over hebben, hoe hij opgeroepen is, nu al voor te bereiden, wat steeds meer en meer als spiritualiteit zich uitbreiden moet, tot de culminatie komen zal, waar de ware antroposofen er weer bij zullen zijn, maar verenigd met de anderen, aan het einde van de 20e eeuw. Bewustzijn moet de ware antroposoof hebben, dat het er heden om gaat, deelnemend inzicht te hebben en mee te werken aan de strijd tussen Ahriman en Michael. Alleen daardoor, dat zo’n spiritualiteit, zoals deze door de antroposofische beweging heen stromen wil, zich verenigt met andere geestelijke stromingen, zal Michael die impulsen vinden, die hem met de aards geworden intelligentie, die eigenlijk hem toebehoort, weer zullen verenigen. Het zal nu nog mijn opgave zijn, u te tonen, met welke geraffineerde middelen Ahriman dat verhinderen wil, in welke felle strijd deze 20e eeuw staat. (48)
…dat deze mensen weer zullen verschijnen met een versnelling van hun evolutie aan het einde van deze 20e eeuw …..het is een voorbereiding voor datgene, wat, aanvankelijk in grote, omvattende intensieve geestesdaden, gebeuren zal aan het einde van de eeuw, nadat veel vooraf gegaan is, wat een spiritualisering van de moderne civilisatie tegenwerkt. (57)
Zo staat de mensheid dus voor de beslissing: of samen met datgene, wat door de komeet van Halley komt, omlaag gevoerd te worden in een duisternis, die nog onder het Kali Yuga ligt, of door antroposofisch begrip niet datgene over het hoofd te zien, wat als aanleg van nieuwe vermogens aanwezig is, om de weg te vinden naar het land, dat heden in overeenstemming met de oosterse literatuur verdwenen is, dat echter de Christus de mensheid weer tonen zal: naar het land Schamballa. Dat is het grote gezichtspunt staande op het kruispunt: of naar beneden of naar boven: of in iets, wat als wereld-kamaloka nog onder het Kali Yuga ligt, of in dat, wat het de mens mogelijk maakt, dat gebied te betreden, wat in waarheid bedoeld wordt met de benaming Schamballa. (55)
Maar nog iets anders was behouden gebleven voor nog latere tijden: ontelbare afbeeldingen van het ""ik""; van Jezus van Nazareth zijn bewaard gebleven. Zijn -ik- was weliswaar uit de drie wezensdelen verdwenen, toen de Christus daar zijn intrek nam, maar een afbeelding, een door het Christus-gebeuren nog verhoogde afbeelding is voorhanden gebleven, en deze afbeelding van het -ik- is oneindig verveelvoudigd. In deze afbeelding van het -ik- van Jezus van Nazareth hebben we iets wat tegenwoordig nog bewaard gebleven is in de geestelijke wereld. Ja, het kan gevonden worden deze afbeelding van het -ik- van Jezus van Nazareth door mensen, die zich ervoor rijp gemaakt hebben; deze afbeelding en daarmee tegelijkertijd de glans van de Christus-kracht en van de Christus-impuls, die deze in zich draagt. De uiterlijke fysieke uitdrukking voor het -ik- is het bloed. Dat is een groot geheim. Er waren echter steeds mensen, die dat wisten en die bekend waren met het feit, dat afbeeldingen van het -ik- van Jezus van Nazareth in de geestelijke wereld voorhanden waren. En er waren steeds mensen, die door de eeuwen heen, sinds de gebeurtenis van Golgotha, in het geheim er voor te zorgen hadden, dat de mensheid langzaam rijp wordt, zodat er mensen zijn, die de afbeeldingen van het -ik- van Jezus van Nazareth-Christus kunnen opnemen, zoals er ook mensen waren, die afbeeldingen van zijn etherlichaam en zijn astraallichaam hebben opgenomen. Daarvoor moest het geheim gevonden worden, hoe helemaal in stilte, in diep mysterie, dit -ik- bewaard kon worden, tot het juiste moment van de mensheids- en aardeontwikkeling. Er vormde zich met dat doel een broederschap van ingewijden, die dit geheim bewaarde: de broederschap van de Heilige Graal. Zij hoedden dit geheim. Deze broederschap was er altijd. En gezegd word, dat hun stamvader de schaal gepakt heeft, die de Christus Jezus bij het heilig avondmaal gebruikt heeft, en in deze schaal heeft hij opgevangen het bloed van de verlosser, dat vanaf het kruis uit zijn wonden stroomde. Verzameld heeft hij dat bloed, de uitdrukking van het -ik-, in deze schaal, in de Heilige Graal. Hij heeft de schaal met het bloed van de verlosser, met het geheim van de afbeelding van het -ik- van Christus Jezus bewaard in een heilig oord, binnen de broederschap, die door hun constitutie en hum inwijding de broeders van de Heilige Graal zijn. Nu is de tijd gekomen, dat deze geheimen verkondigd mogen worden, wanneer de harten van de mensen zich laten rijp maken door een spiritueel leven, zo dat ze zich verheffen kunnen tot een begrip van dit grote mysterie. Wanneer de zielen zich tot begrip van zulke geheimen laten aanvuren door de geesteswetenschap, wanneer onze zielen zich inleven tot zulk een begrip, dan worden de zielen rijp, om in aanblik van die heilige schaal het mysterie van het Christus-ik, van het eeuwige ik, tot welk ik elk mensen-ik worden kan, te leren kennen. Daar is het, dit geheim – Slechts door de geesteswetenschap moeten de mensen zich laten roepen om dit geheim als een feit te begrijpen om het Christus-ik in aanblik van de heilige graal te ontvangen. Daartoe is het nodig om datgene wat daar gebeurd is te begrijpen als feit, het aan te nemen als feit.
Ja, deze afbeeldingen van de Christus-Jezusindividualiteit wachten er op dat ze opgenomen worden door de daartoe voorbereidde zielen, ze wachten!
Diegenen,die het christendom geestelijk begrijpen en in zich beleven kunnen, die zullen er aan bijdragen,dat of in de huidige of in een latere incarnatie in zijn ik ingeweven wordt een afbeeld van het -ik- van de Christus Jezusindividualiteit. (56)
Dus zien we, ligt in feite de zin van het profeetschap niet zo zeer in datgene, wat de nieuwsgierigheid of de drang naar kennis bevredigt, maar de zin van het profeetschap ligt in de impulsen, die het ons voor een werken naar de toekomst toe kan geven. En alleen omdat in onze tijd de kennis, het verstandelijke kennen, dat niet de impuls van de wil ontsteekt, overschat wordt, komt het, dat men over het profeetschap geen objectief oordeel wil winnen. Maar de geesteswetenschap zal het zover brengen, dat men weten zal: ja, er waren veel schaduwzijden aan het oude en in het nieuwe profeetschap, maar er rust in dit profeetschap – in het streven, in het bewustzijn, om een te verkrijgen indicatie van de loop van de toekomst– een belangrijke kernwaarde, die niet voor de kennis of voor de nieuwsgierigheid gevormd is, maar die belangrijk is als vuur voor onze wil. En ook de mensen, die alles wat er in de mensen gebeurt, slechts op die wijze willen beoordelen, of men het nuchter, met het verstand begrijpen kan, moeten vanuit het verloop van een dergelijk inzicht weten, hoe de profetie uit een wetenschap voortkomt, die de aanvuring van de wilsontwikkeling tot doel heeft. (GA 61, 9-11-1911)
De geestesonderzoeker bevindt zich nu tegenover de mededelingen over de toekomst in een geheel andere situatie, dan tegenover die over het verleden. De mens kan aanvankelijk niet zo onbevangen staan tegenover toekomstige gebeurtenissen, als hem dat mogelijk is ten aanzien van het verleden. Wat in de toekomst geschiedt, activeert het menselijke voelen en willen; het verleden wordt op een heel andere wijze verwerkt. Wie het leven observeert, weet, hoezeer dit reeds voor het gewone bestaan geldt. In welke ontzaglijk hoge mate dit echter toeneemt, welke vormen het aanneemt wat betreft de verborgen feiten van het leven, kan alleen hij weten, die bepaalde dingen van de bovenzinnelijke werelden kent. En daarmee is de reden aangeduid, waarom de kennis van deze dingen aan heel bepaalde grenzen is gebonden. (wetenschap van de geheimen der ziel, GA 13, hVI)
Het is niet noodzakelijk, dat dit, wat de antroposofie nu als profetie verkondigt, ook geloofd en gerespecteerd wordt. En wanneer het dan niet uit komt, wat daar voorspeld werd, dan zou men zeggen: zie je nou, dat was fantasie – maar dit begrijpen alleen de mensen niet, de ontwikkeling is dan zo gegaan, zoals ze niet had moeten gaan. Verdorren en verstarren zou dan de mensheid. (59)
Er is dus in de ontwikkeling van de mensheid een tijdperk op komst waarin met de helderheid van gedachten visioenen zullen opduiken over de oertijden van de aarde en over de oorsprong van de mens en alles wat daarmee samenhangt. (58)
Want het schouwen dat binnenkort voor de deur staat, is dat wat hij met het beeld aanduidt van de vrouw, bekleed met de zon, de draak onder haar voeten, die een jongeling baart (Openbaring 12:1). Doordat wat zich in dit beeld openbaart zullen inderdaad veel mensen nog in de loop van deze eeuw ziende worden. (10)
Dat, wat er kosmisch gebeurde in het Atlantische tijdperk, dat had zijn mythologische tegenhanger in het Grieks-Latijnse tijdperk. Het vroegere beeld van Isis met het Horuskind, dat dan het beeld van de jonkvrouw met de Jezusknaap werd, dat kan door de mensheid in een terugschouw als visioen beleefd worden in het volgende tijdperk, dat ons onmiddellijk te wachten staat. De mens zal in dit beeld, de vrouw met de zon bekleed zien, die de draak onder haar voeten heeft, die door Michael op de aarde geworpen werd, zo dat hij niet meer in de hemel te vinden is. Dit beeld, dat zich dan zal veranderen, zal verschijnen in het tijdperk, waar de draak losgelaten zal zijn en waar datgene begint, wat ik u gisteren (60) beschreven heb. Het is inderdaad zo, dat de mensheid een verdiept schouwen van het aardeverleden, van de oorsprong van de mens en tegelijkertijd een etherisch schouwen van het Christuswezen te wachten staat, want in het Michaeltijdperk zal datgene gebeuren, waarop de schrijver van de Openbaring duidt, wanneer hij ervan spreekt, dat Michael het drakengedierte neergeworpen heeft op de aarde, waar het in de mensennatuur werkt. Maar Michael zal zich opnieuw bekommeren om datgene in de mensennatuur, wat hij daar als dat drakendiegedierte (Duits: Drachengetier) neergeworpen heeft. (10)
En nadat de Christus-impuls het geestelijk oog gewekt had, toen werkte dit vuur ook geestelijk, spiritueel in op onze wereld. Wanneer werd dit vuur weer waargenomen? Het werd waargenomen, toen het verlichte, helderziend geworden oog van Saulus op de weg naar Damaskus het hemelse vuur zag stralen en diegene herkende, die het Mysterie van Golgotha volbracht had. Zo hebben beide de Christus geschouwd: Mozes in het materiële vuur – in het brandende braambos en in het bliksemvuur op de Sinaï -, en dit kan zich bij hem slechts aankondigen in zijn innerlijk, dat de Christus tot hem spreekt; aan het verlichte oog van Paulus echter toont zich de Christus vanuit het spirituele, het vergeestelijkte vuur. Hoe materie en geest tegenover elkaar staan in het wereldworden, zo staan ook tegenover elkaar in de wereldgang het wonderbare, materiële vuur van het braambos (Duits Dornbusch) van de Sinaï, en de wonderbare verschijning: het vuur uit de wolken, dat de tot Paulus geworden Saulus omstraalt. (61)
Dan echter, wanneer de mensen steeds meer voorbereid zullen zijn om het Christus-ik te ontvangen, dan zal dat Christus-ik zich steeds meer in de zielen van de mensen uitgieten. Ze zullen zich dan opwerken tot daar waar hun grote voorbeeld, de Christus Jezus stond. De mensen zullen eerst daardoor begrijpen in hoeverre Christus Jezus het grote mensenvoorbeeld is. En wanneer de mensheid dat begrepen zal hebben, zullen ze beginnen om in hun diepste innerlijk te vermoeden, dat de zekerheid, de waarheid van de eeuwigheid van het leven van het dode lijk aan het hout van het kruis van Golgotha uitgaat. Diegenen die door het Christus-ik geïnspireerd en doordrongen zijn, de christenen van de toekomst, zullen nog andere dingen begrijpen. Ze zullen begrijpen, wat alleen de verlichten tot nu toe begrepen hebben. Niet alleen de Christus zullen zij begrijpen, die door de dood gegaan is, maar ze zullen begrijpen de triomferende, in het spirituele vuur opgestane Christus van de Apocalypse, die voorspeld is. En het paasfeest kan ons altijd een symbool zijn voor de opgestane, een band die gevlochten wordt van de Christus aan het kruis naar de triomferende Christus de verrezen en verhoogde Christus, tot degene, die alle mensen met zich meeneemt naar de rechterzijde des Vaders. Zo wijst het paassymbool perspectivisch naar de hele aardetoekomst, naar de toekomst van de mensheidsontwikkeling, en zo is het voor ons een onderpand, dat de door Christus geïnspireerde mensen eens steeds meer uit Saulus-mensen tot Paulus-mensen worden en steeds meer een spiritueel vuur zullen schouwen. Waarlijk, zoals aan Mozes en degenen, die zich tot hem hebben bekent, in het zintuiglijke (Duits:Sinnlichen) vuur van de braamstruik en de bliksem op de Sinaï de Christus vooruit verkondigd verschenen is, zo zal de Christus ons verschijnen in een vergeestelijkt vuur van de toekomst. Hij is bij ons alle dagen, tot aan het einde der wereld, en hij zal verschijnen in het spirituele vuur aan diegenen, die hun blik hebben laten verlichten door de gebeurtenis van Golgotha. Die mensen zullen hem schouwen in het geestelijk vuur. Eerst hebben zij hem in een andere gestalte geschouwd: dan zullen ze schouwen de ware gestalte van Christus in een spiritueel vuur. (56).
Een meer nauwkeurige blik laat zien, das de Michael-krachten tegenwoordig (2011) aan 2 grote plannen werken, een dat zich afspeelt in het onmiddellijke heden en de nabije toekomst, en een tweede, dat de centrale gebeurtenis van de 21e eeuw voorbereidt.
En het zal vanuit dit gezichtspunt van groot belang zijn, dat heel bepaalde resultaten worden bereikt voor de jaren 2015/2017. De opgave bestaat eruit, nieuwe kenkrachten en werktuigen te scheppen, om de machtige scheppende krachten van de komende geest-gebeurtenis op passende wijze te kunnen grijpen, aan te passen aan het heden en in het sociale leven op de juiste manier toe te passen.
En wat wil onze tijdgeest – die de geesteswetenschap ook onder de naam Michael kent – ons vanuit een objectieve bovenzinnelijk gezichtspunt over onze tijd zeggen, over zijn tijd? Als we heden naar zijn boodschap luisteren, horen we het volgende, en we beleven, hoe het gelijktijdig wijst op twee elkaar aanvullende richtingen. Michael wijst krachtig op de komende, nieuwe, centrale Christusimpuls en op de gebeurtenis van de 21e eeuw, dat zich, nog onzichtbaar, al sinds enkele jaren begint te roeren en dat in de komende decennia steeds actiever en actueler zal worden. Men kan tegenwoordig de etherische wereld niet betreden, zonder op de meest krachtige en intieme wijze op deze gebeurtenis , die machtige stromingen en golven in de etherische wereld van oost naar west, van het zuiden naar het noorden en omgekeerd laat stromen en cirkelen en daarbij de machtigste en creatiefste wezens en krachten tot een grandioos, kosmisch tapijt weeft. Iets oneindig versterkends en kracht gevende ligt in dit visioen en laat ons voelen, dat we gesteund en gedragen worden door de creatieve krachten, die onophoudelijk de evolutie van de mensheid en de aarde van voeding en levenskracht voorzien. De nauwkeurigere waarneming toont, dat de Michaelkrachten aan 2 grote plannen werken: een, dat zich in het onmiddellijke heden en in de nabije toekomst afspeelt, en een tweede, dat de centrale gebeurtenis van de 21e eeuw voorbereidt. Als eerste zien we, hoe ze zich uit de hele kosmos verzamelen en hoeveelheden creatieve zaden voor de inspiratie op de aarde neer laten regenen, die de mensen tegenwoordig en in de nabije toekomst ten goede zullen komen. Deze zaden zouden het potentiaal hebben alle gebieden en aspecten van ons leven te genezen en om te vormen, als we ze bewust ontvangen en in ons sociale leven willen integreren. Ten tweede worden wij een immense operatie gewaar – men kan deze alleen als een algemene mobilisatie aanduiden, die de bodem voor een geplande tweede incarnatie van het centrale commando en de strijdgroepen van de Michaelstroming op een later tijdpunt van onze eeuw voorbereidt. (excuses voor de militaristische metaforen) Ze schept een volledig nieuwe stroming van de geesteswetenschap op de aarde, zowel naar vorm als inhoud. Het mogelijk worden van deze tweede incarnatie hangt volledig af van onze huidige en toekomstige arbeid op de aarde, dat wil zeggen; van de vrije, individuele activiteit en creativiteit van ieder van ons. Mensen, die ernstig streven om, geesteswetenschap in de zin van vrijheid en creativiteit te onderhouden, moeten zich nu en in de komende jaren en decennia daarop voorbereiden.
In het etherlichaam worden ook alle gedachten en belevenissen van het ganse leven bewaard. Na de dood scheidt het etherlichaam zich af van het fysiek lichaam, en verschijnen al de gedachten en belevenissen die in het etherlichaam zitten, nu gelijktijdig als een levendige herinnering in één groot levenstableau voor de menselijke ziel. Het etherlichaam is dan nog verbonden met het astraal lichaam en het Ik, maar ook die samenhang wordt geleidelijk aan verbroken (dat duurt ongeveer drie à vier dagen), doordat ons etherlichaam niet oplost, zoals sommigen geneigd zijn te denken, maar zich invoegt in de algemene ethersubstantie. Maar ook dan turen wij in de ethersfeer voortdurend naar datgene wat ooit deel uitmaakte van ons leven, en dat gedurende de ganse tijd van ons leven tussen de dood en een nieuwe geboorte