antroposofie en apocalypse
Er waren in de tijd van de 4e tot de 12e eeuw een groot aantal mensen, die het als zeer dwaas voorgekomen zou zijn, als men hen gezegd had, dat men aan de gebeurtenissen in Palestina ook zou kunnen twijfelen, want zij wisten het beter. Vooral over Europese landen hadden deze mensen zich verspreid. Ze hadden in zichzelf steeds iets kunnen beleven, wat een soort Paulus openbaring in het klein was; wat Paulus die tot dan Saulus werd, op de weg naar Damascus beleefd heeft, en waardoor hij Paulus werd. Dat was daardoor mogelijk, dat in deze eeuwen de kopieën van het verveelvuldigde etherlichaam van Jezus van Nazareth, die bewaard waren gebleven, bij een groot aantal mensen ingeweven zijn. Hun levenslichaam bestond niet uitsluitend uit deze afbeelding, maar er was een afbeelding in hun levenslichaam ingeweven van het oorspronkelijke origineel van Jezus van Nazareth. Deze mensen konden daardoor een rechtstreeks weten hebben van Jezus van Nazareth en ook van Christus, bijvoorbeeld de dichter van de Heliand in de 9e eeuw. (84)In de latere eeuwen van de 12e tot de 15e eeuw, was het vooral het astraallichaam van Jezus van Nazareth, dat in talrijke afdrukken ingeweven werd in de astrale lichamen van de belangrijkste vertegenwoordigers van het christendom. Voorbeelden: Franciscus von Assisi; Elisabeth von Thüringen. (84) Bij degenen, bij wie weer meer ingeprent was de bewustzijnsziel, respectievelijk de afbeelding, die zich uitdrukt als bewustzijnsziel van Jezus van Nazareth, bij hen lichtte in hun innerlijk de innerlijke Christus op. Dat waren degenen, die u kent als meester Eckhart, Johannes Tauler en al de dragers van de middeleeuwse mystiek. (84)
Toen nu Christus zich belichaamde in Jezus van Nazareth, werd in het astraallichaam van Jezus van Nazareth zo iets als een afdruk van het -Ik- geschapen. We kunnen ons gemakkelijk voorstellen, wanneer dit het Christus-wezen is, dat in het astraallichaam binnengaat, dat dan in de omliggende delen van het astraallichaam iets van een afbeelding ontstaat. Deze afbeelding van het -Ik- van Christus heeft nu talloze verveelvuldigingen teweeg gebracht, die in de geestelijke wereld zo te zeggen bewaard bleven. Enkelen hebben in hun eigen -ik- als het ware als profeten van een nieuwe tijd iets ingeweven gekregen, zo bijvoorbeeld enkele Duitse mystici, die daarom de innerlijke Christus met zoveel vuur verkondigden, omdat iets als een afbeelding vqn het -Ik- van Christus in hen belichaamd was. Alleen de mensen, die zich geleidelijk voorbereiden op het volle Christus-begrip, die door het erkennen van de spirituele wereld zullen begrijpen, wat de Christus is, indien hij van tijd tot tijd zich veranderend, steeds weer te vinden is in de voortgang van de aardeontwikkeling, die worden geleidelijk rijp, dit Christus-gebeuren in zich te hebben, zo te zeggen de wachtende afbeeldingen van het Christus-Ik, die Christus in het lichaam van Jezus van Nazareth gevormd heeft, om dit -Ik- op te nemen. Ja, deze gevormde afbeeldingen van de Jezus-individualiteit wachten erop dat ze opgenomen worden door de zielen, ze wachten! (89)
De mens, bij wie het duidelijkst zo'n deelhebben aan het etherlichaam van Christus te voorschijn treedt, is Augustinus. Aan dit feit is de grote betekenis van zijn leven toe te schrijven. Vanaf de 10e tot ongeveer de 16e eeuw wordt het astraallichaam van Christus opgenomen. Daaraan hebben wij het verschijnen van mensen te danken zoals de heilige Franciscus von Assisi en de grote Dominikanen vol deemoed en deugd, die juist de grote astrale eigenschappen van Christus weerspiegelen. Daarom hadden ze een zo duidelijk beeld van de grote waarheden in zich, die ze in hun leven uitoefenden, in tegenstelling tot Augustinus, die nooit vrij bleef van twijfels en steeds in strijd raakte tussen de theorie en de praktijk. Van de grote Dominikanen moet in het bijzonder genoemd worden de heilige Thomas, in wie de invloed van het astraallichaam van Christus zich in hoge mate toonde, zoals we later nog zullen zien. Met de 16e eeuw breekt de tijd aan, waarin de afbeeldingen van het Christus-Ik zich bereid tonen om zich met het -ik- van enkele individualiteiten te verweven. Een van hen was juist Christian Rosenkreutz, de eerste Rozenkruiser. Aan dit feit danken we het, dat een innigere verbinding met Christus mogelijk werd, zoals de esoterische leer ons openbaart. (91),
Maar toen Christus de zintuiglijke wereld verliet, ontstonden er talloze kopieën van zijn ether- en astraallichaam, die ervoor bestemd waren, ingeweven te worden in de lichamen van diegenen die geschikt waren, het christendom te verbreiden. Een van hen was Augustinus, die, toen hij bij het afdalen naar het fysieke bestaan, om zich weer te belichamen, zich een nieuw etherlichaam wilde vormen, juist in zijn etherlichaam een van deze kopieën van het etherlichaam van Christus ingeweven kreeg. Zo kwam hij ertoe, de bronnen van zijn leer over de ware vorm van de christelijke mystiek in zichzelf te vinden. Maar omdat hij slechts het etherlichaam van Christus in zich had, was zijn -ik- aan vergissingen onderworpen en kon hij de speelbal van passies worden. Zo echter ontwikkelde Augustinus zijn -ik-, verviel echter ook in vergissingen en maakte alle stadia van de twijfel door met betrekking tot de leer van Christus. Het was bij hem als bij een hoger materialisme; want ook toen bestond reeds de fout, alles te willen vermaterialiseren. (92).
En in de 11e, 12e, 13e, 14e en 15e eeuw was de tijd aangebroken, waar bij de belichaming van bepaalde zielen het astraallichaam een afbeelding van het astraallichaam van Jezus van Nazareth ingeweven werd. Veel mensen uit de 11e, 12e en 13e eeuw kregen niet alleen het astraallichaam bij het omlaag komen, maar terwijl zich hun astraallichaam voor de reïncarnatie vormde, weefde zich in dit astraallichaam een afbeelding van het astraallichaam van Jezus van Nazareth. Daarom konden deze lieden de grote christelijke waarheden verkondigen. Want ze hadden in hun astraallichaam, waar hun weten zijn oorsprong vond, ingeweven dat, wat een afbeelding was van het astraallichaam van Jezus van Nazareth zelf. Onder degenen echter, die in zich ingeweven hadden verkregen zo'n afbeelding van het astraallichaam van Jezus van Nazareth, was Frans von Assissi. Er waren in de toenmalige tijd velen, onder andere Elisabeth von Thüringen, waar een afbeelding van het astraallichaam van Jezus van Nazareth was ingeweven. Daarom konden ze de grote waarheden van het christendom als oordeel, als logische kennis, als wetenschappelijke wijsheid verkondigen. Maar ze konden nog iets anders: Ze konden in zich beleven, wat men voelen kan, wanneer men het astraallichaam van Jezus van Nazareth zelf in zich draagt. Laat u nu eens op u inwerken al die bescheidenheid, de toewijding, de christelijke liefde van een Franciscus von Assissi, en u zullen de schellen van de ogen vallen. En u zult begrijpen, hoe u Franciscus von Assissi begrijpen kunt: met al zijn fouten, omdat hij zijn -ik- van zichzelf had; in al zijn grootte, omdat hij een afbeelding in zich droeg van het astraallichaam van Jezus van Nazareth. (93)
Als we ons afvragen: wie was eigenlijk de eerste echte materialist, die het materialisme de allereerste aanstoot gegeven heeft, dan krijgen we, wanneer we de geschiedenis van een iets hoger gezichtspunt uit bekijken, een antwoord, dat vanzelfsprekend voor de huidige mensen zeer zeker paradoxaal zal klinken, maar ... volledig gerechtvaardigd is: we krijgen het antwoord, dat de eerste, die op zielegebied het materiële voelen binnenleidde heeft, de heilige Franciscus von Assissi was. (95)
Al tijdens de saturnusontwikkeling heeft zich de eerste kiem tot datgene ontwikkeld, wat ook in de tegenwoordige mensen slechts kiemend is, tot atma. (96)
De innerlijk diepste wezenskern van de mensen noemen we atma of geestmens. Deze is bij de meerderheid van de mensen van nu zelfs nog niet voor (helderziende) schouwing van de ziel zichtbaar. (97).
Door het Mysterie van Golgotha is ingetreden, dat deze ene mens, die de drager van Christus was, een zodanige dood heeft meegemaakt, dat na 3 dagen datgene, wat aan mensen het eigenlijk sterfelijke van het fysieke lichaam is, moest verdwijnen en dat uit het graf dat lichaam zich verhief, dat de drager van de krachten van de fysieke-materiële delen is. Dat, wat eigenlijk de mensen toebedacht was door de heersers van Saturnus, Zon en Maan , dat heeft zich opgericht uit het graf: het reine fantoom van het fysieke lichaam, met alle eigenschappen van het fysieke lichaam. (98).Net zo als van het lichaam van Adam de lichamen van de aardemensen afstammen, in zoverre ze het lichaam hebben wat vergaat, zo stammen van dat wat uit het graf opstond , de geestelijke lichamen af , de fantomen voor alle mensen. En het is mogelijk die relatie tot Christus tot stand te brengen, waardoor de aardemens zijn anders in verval zijnde fysieke lichaam dit fantoom invoegt, dat uit het graf van Golgotha opgestaan is. Het is mogelijk, dat de mens in zijn organisme die krachten, die toen opgestaan zijn zo ontvangt, zoals hij door zijn fysieke organisatie bij aanvang van de aarde door luciferische krachten de Adamorganisatie gekregen heeft. (98)
Wanneer we echter beginnen , het tot in ons fysieke lichaam te voelen – de voeten als door water omspoeld, het lichaam als met wonden bedekt -, dan hebben we deze gewaarwordingen sterker in onze natuur binnen gebracht en hebben bereikt, dat deze doorgedrongen zijn tot in het fysieke lichaam, want dan komen de stigmata, de van bloed doordrongen plaatsen van de wondtekenen van Christus Jezus tevoorschijn. Als we dat doen, doen we niets minder, dan dat we ons gereed maken in ons fysieke lichaam, het fantoom geleidelijk aan te ontvangen, dat uitgaat van het graf op Golgotha. We werken daarom in op ons fysieke lichaam, om deze zo levendig te maken, dat hij een verwantschap, een aantrekkingskracht voelt tot het fantoom, dat op Golgotha uit het graf opgestaan is. (114)
Toen ik een tijdje naar de vreemde illustratie keek, moest ik vaststellen, dat ik onzeker werd met betrekking tot de daadwerkelijke constructie van de zuilengang. Ik keek het nog eens na in mijn oude notitieblok en vond, dat ik direct na het eerste beleven van de avondmaals-gebeurtenis een schets vervaardigd had, waarin de zuilengang ook gemetselde bogen droeg. Hieraan is te herkennen wat bedoeld is, wanneer ik in mijn uitspraken nu en dan van mijn “herinneringen” spreek. De zintuiglijke omstandigheden tijdens het keerpunt der tijden worden op een bepaald uur beleefd. Daarbij doet het eigen wezen waarnemingen. In een ander uur, wanneer de waarneming weer alleen op het heden gericht is, moet men zich van de herinnering bedienen, om de waarnemingen van het verleden in de tegenwoordige tijd te actualiseren. Daarbij gaan kennelijk zo meerdere details verloren. Het juiste detail van de zuilengang moet derhalve op een ander tijdstip nog een keer gecontroleerd worden. (101)
Wonderen. Het is een bijgeloof, aan te nemen, dat in de gewone loop der gebeurtenissen datgene, wat men als de wetmatige samenhang erkend heeft, door een wonder doorbroken zou kunnen worden. Zoveel moet gebeuren volgens noodzakelijke regels, als wat er in het verleden gebeurde in de gebeurtenissen. En zouden de Goden in een samenhang dat doorbreken, wat wetmatig daarin is, zo zouden de Goden liegen; zij zouden verloochenen datgene, dat ze in de oudheid zelf vastgesteld hebben. (106)
JvH beschrijft: “”Peter Tradowsky was de eerste, die het [de stigmatisering] gezien”” en als zodanig herkend heeft. “”Ik had wat geschreven en hij zat recht tegenover mij en heeft toen iets op de rug van de hand gezien. Dat was aanvankelijk zo iets als een soort bloeduitstorting. Hij zei: dat lijkt op een stigma. Dat ontwikkelde zich dan gedurende de volgende twee weken op zo'n manier, dat men zeggen kon, hij heeft gelijk.”” JvH had aanvankelijk gedacht, dat ze door het werken met een papegaaienbektang aan de tegels van haar nieuwe badkamer in de binnenkant van de rechterhand een bloeduitstorting had gekregen. Maar, “”later”” kwam hetzelfde in de linker hand en dan op de rugzijde en aan de voeten enz.. En toen was het natuurlijk duidelijk, dat het dat wel niet kon zijn.””
Sergej Prokofieff (10) schrijft : “” Wat volgens mijn opinie tot een reëel probleem leidt , is dat JvH op basis van haar stigmatisatie en haar visioenen een ongehoorde geestelijke autoriteit claimt. Zo heeft ze, kort nadat haar stigmatisatie heeft plaatsgevonden en haar “”tijdreizen”” aanvingen, in een circulaire van september 2004 aan de vertegenwoordigers van de werkcentra van de antroposofische vereniging in Duitsland, het bestuur van de antroposofische vereniging in Duitsland en het bestuur en het hogeschoolcollege aan het Goetheanum het volgende medegedeeld:
Kijkt u alstublieft niet naar mij als naar een mens, aan wie zich een schier onverklaarbaar wonder voordoet. Alstublieft kijkt u naar de geestelijke feiten, die aan dit fenomeen ten grondslag liggen. Elke beschrijving van deze gebeurtenissen moet niet mijn persoon op de voorgrond plaatsen. Aangezien deze gebeurtenissen zich aan mij voltrekken, zijn ze met mijn wezen verbonden. Maar het is toch steeds Christus zelf, die U op heel persoonlijke wijze – in liefde – aanspreekt, wanneer U zich met deze stigmatisatie-gebeurtenis uiteenzet, die binnen de antroposofische vereniging opgetreden is, als Hij door Zijn genade, door de besturing en steun aan uw karma, u zelf tot getuigen laat worden van Zijn doorgang door de aardewereld, van Zijn authenticiteit, van zijn alomtegenwoordigheid.””
Bladzijde 35: Mijn grootste zorg is hierbij echter, dat men bij al deze beschrijvingen niet mijn persoon op de voorgrond stelt, maar het wezen, dat zich door de wondtekenen, door de fysieke transformatie openbaart.
Bladzijde 36; Er treedt weliswaar iets voor u op – en ik veroorloof me te zeggen, dat de geestelijke wereld een dergelijke, zichtbare demonstratie van zichzelf niet neerzet voor de afzonderlijke persoon , maar voor de omgeving van deze persoon,
bladzijde 37: en alstublieft gelooft u mij, als ik u zeg dat het Christus wezen U zeer persoonlijk aanspreekt . Ik wil me daarom steeds moeite geven om Zijn werken aan mij U als Zijn liefdesimpuls voor alle mensen aan het hart te leggen.
blz.57: Ziet u a.u.b. bij al deze uiteenzettingen niet mijn persoon op de voorgrond, maar het wezen, dat door de fenomenen heen werkt. Ziet u me a,u,b, als een soort “”studiemedium””. Ten aanzien van het Christus wezen moet echter beslist een heilige eerbied gelden.
De laatste zin van deze zelf-getuigenis spreekt voor zich. Een dergelijke eis is voor mij het einde van de antroposofie. In de hele spirituele geschiedenis hebben geen heiligen, gestigmatiseerden of pausen dergelijke pretenties gehad. De geciteerde woorden werden in een tweede circulaire, die JvH mee ondertekend heeft, door een volgende bewering nog versterkt: JvH is draagster van het fantoom van de opgestane Christus. Ook deze aanmatiging werkt op mij zodanig, dat daardoor elke vrije en onafhankelijke uiteenzetting over de inhouden van haar latere geschriften en voordrachten nauwelijks mogelijk is. Hierin ligt ook het antwoord op haar verdere kritiek. Vanzelfsprekend is onze antroposofische vereniging open en is er voor alle stromingen, die met Michael en zijn bovenzinnelijke school verbonden zijn – maar niet voor pretenties van deze aard. Want door deze komt een element de antroposofie binnen, die een sterke suggestieve werking uitoefent, de vrijheid van de mensen beperkt en daarom wezensvreemd aan de antroposofie is,
Er is nog een mogelijkheid tot correctie: zich verontschuldigen bij mevrouw von Halle, distantieert U zich openlijk van het boek en vraag de uitgeverij het uit de handel te nemen.
JH: De tegenstellingen tussen die twee mensen, de tegenstellingen tussen het werk van Von Halle en Steiner zijn bijna niet uit te houden. Toch leef ik liever met die tegenstellingen, dan dat ik partij kies voor de een of de ander. (45)
Steiner: Katharina Emmerich van Clemens Brentano? – Daarin zijn gezichten van een buitengewoon goede somnambule weergegeven.. Het zijn vooral die delen, die betrekking hebben op het spiegelzien, daarin is ongetwijfeld buitengewoon veel correct. (48)
Datgene, wat een somnambule persoonlijkheid zien kan met uitschakeling van het heldere dagbewustzijn, is vaak hetzelfde, wat de helderziende met zijn volle dagbewustzijn ziet. Maar de somnambule daarentegen kan datgene , wat ze ziet, nooit controleren. Ze kan zelfs niet eens controleren, of datgene wat ze waarneemt, werkelijk waarheid is, zoals ze het waarneemt. (54)Het gevolg daarvan is, dat zulke wezens (somnambulen) eigenlijk minder rekening houden met hun fysieke lichaam, dan de normale burger rekening houdt met zijn fysieke lichaam. Door dit niet-vol-in bezitnemen van het fysieke lichaam beleven ze het geestelijke op de aarde, terwijl ze in de geestelijke wereld zelf het geestelijke niet voldoende beleefd hebben. (51)
Terwijl anders de mens in het normale leven slechts door zijn zintuigen met de wereld in verbinding staat, komt bij somnambulen en bij mediums de hele mens door zijn wilsmechanisme met de omgevende wereld in verbinding. Daardoor kunnen invloeden op afstand optreden, er kunnen ook ruimtelijke visioenen en visioenen uit ver verwijderde tijd tijd optreden enzovoorts. (52)
We hebben het bij Swedenborg te doen met een- op het pad, waarop hij zich eenmaal bevond- buitengewoon ontwikkelde en gevorderde helderziende. (53)
Dus Swedenborg neemt geestelijke objecten waar, die hem in de vorm van imaginaties gegeven worden, net zo alsof de geestelijke wereld niets anders zou zijn dan slechts een fijnere uitwerking van de fysieke wereld. Hij ziet de geestelijke wereld zo, zoals men in het normale leven de fysieke wereld ziet.(53)
Wat we herinneren, bedenken en combineren, treedt in somnambule toestand onmiddellijk op als een verschijning, welke word afgeleid van de uiterlijke natuur, van dat, wat buiten ons leeft. (54)
Als steeds weer de tendens optreedt om de vrije wil te binden en te koppelen aan het gebied van de visionaire helderziendheid, dan is dat een teken dat in principe weerstand geboden werd aan het heldere streven binnen onze beweging, dit gebeurde vanuit de liefde tot het binden van de vrije wil aan het visionaire helderzien. Hoe blij zouden sommigen zijn, als ze deze vrije wil zouden kunnen stoppen! Dat werd daardoor inzichtelijk, hoeveel van die bewegingen, die ik gekenschetst heb, van buiten binnengebracht is in onze beweging. Niet door Blavatsky, en niet van buitenaf, maar door onze leden zelf werden steeds bressen geslagen in datgene, wat moest worden bereikt. En dat gebeurde en gebeurt, daardoor, dat men steeds weer bewondert, wat door visionaire helderzienden wordt gebracht! Dat men bewonderde , wat door visionaire helderzienden gebracht werd, dat was zo'n slaan van een bres, en dan was dat een uiting van perverse liefde voor de achtste sfeer. (55)
Ook meester Eckhart laat er geen twijfel over bestaan dat hij het gezichtspunt verwerpt, dat binnen lichamelijk ruimtelijke structuren, in verschijningen, die men als zintuiglijk waarnemen kan, het geestelijke geschouwd kan worden (56)
-Neemt u het grofste geval: Iemand krijgt een visioen. I.p.v. nu kalm te blijven bij dit visioen en deze innerlijk te aanschouwen, past hij ze op de een of andere manier toe, terwijl ze slechts op de geestelijke wereld toe te passen is, past ze ook toe op de fysieke wereld en gedraagt zich ook daarnaar met zijn lichaam. Dat wil zeggen hij begint enthousiast te worden omdat het visioen zijn lichaam doordringt en versterkt, wat ze niet zou moeten doen. Daar heeft u het grofste geval. Het visioen moet blijven binnen het gebied waar het visioen leeft en dat doet ze niet als ze nu als atavistisch visioen niet verdragen wordt door het fysieke lichaam. Als het fysieke lichaam te zwak is om bestand te zijn tegen het visioen dan treedt zwakte op. Als het fysieke lichaam sterk genoeg is om er tegenin te gaan, dan wordt het visioen afgezwakt. Ze heeft dan niet het karakter waardoor men voorgelogen wordt, dat ze dan zoiets als een ding of gebeurtenis in de zintuiglijke wereld was; want dat liegt het visioen diegenen voor, die daardoor ziek wordt.(57)
Men ziet, dat het hallucineren, het visionaire ervaren net zo goed als de andere toestanden over het algemeen aan het fysieke lichaam en aan het etherlichaam van de mens gebonden is, dat ze dus slechts ervaringen kan vertegenwoordigen. (58)
Hiermee hangt samen, dat bij het optreden van visionaire helderziendheid bij de vrouw juist dan het grote gevaar voorhanden is , wanneer dit visionaire helderzien in de vorm van imaginaties optreedt, juist dan loert zeer makkelijk het gevaar, in de fout te vervallen (59)
Tegenwoordig moet de mens meer vrezen voor een te sterk optreden van een visionaire schouw bij het betreden van de geestelijke wereld, dan deze welkom te heten. Er kunnen, wanneer we onze oefeningen beginnen met het doel om op te stijgen in de hogere werelden, visionaire verschijningen, visionaire feiten op de mensen inwerken. En er is maar één mogelijkheid in de tegenwoordige tijd om tegenover de visionaire wereld de fout te vermijden. De enige mogelijkheid is de noodzaak, van zijn visioen te zeggen, dat men door deze visioenen aanvankelijk niets anders dan zich zelf erkent. Wanneer een hele visionaire wereld om ons heen optreedt, zo hoeft deze niets anders te zijn dan een spiegeling van ons eigen wezen. Onze eigenschappen, onze eigen rijpheid, alles wat we denken en voelen, metamorfoseert zich in de visionaire wereld in feiten, die er voor ons uitzien als een objectieve wereld. Wanneer we bijvoorbeeld geloven, in de astrale wereld wezens of gebeurtenissen te zien, die ons volledig objectief verschijnen, dan hoeft dat niets anders te zijn als een spiegeling, zeg maar bijvoorbeeld van een van onze deugden of ondeugden of ook slechts van onze hoofdpijn. Diegene, die werkelijk wil opstijgen tot de initiatie, moet juist nu daartoe komen, dat, wat hem in de visionaire wereld tegemoetkomt, denkend te begrijpen, denkend te doordringen. De te initiëren persoon zal daarom niet eerder rusten, dan dat hij datgene, wat hem uit de visionaire wereld tegemoet treedt, net zo begrepen heeft, zoals hij beghrijpt wat hem in de fysieke wereld tegemoetkomt. (60)
De mogelijkheid treedt in een bepaalde fase op om visioenen te hebben, gestalten voor zich te zien, die over het algemeen iets nieuws zijn tegenover datgene, wat men anders door de levenservaring heeft leren kennen. Dat kan optreden. Wanneer men echter de voorstelling zou hebben, dat dit reeds de dingen zouden zijn van de hogere werelden, dan zou men zich aan een grote illusie overgeven. Deze dingen tonen zich niet zo, zoals ze zich tonen aan het normale bewustzijn dat dingen van het innerlijke leven waarneemt. Wanneer men in de diepten, die wij de verborgen zielendiepten noemen, afdaalt, dan kan men alleen maar in zichzelf zijn, en toch kan dat, wat iemand daar tegemoetkomt, zich zo tonen, alsof het van buiten ons kwam. (61)
De geesteswetenschappelijke onderzoeker...kan zo spreken, dat de mens vanuit zijn gezonde mensenverstand de manier en wijze kan vervolgen, hoe hij zijn gedachtegang opbouwt, die hij dan opbouwt vanuit de geestelijke aanschouwing, waarvan men kan zeggen, dat ze dezelfde innerlijke logica heeft, die we leren aan de uiterlijke zinnelijke werkelijkheid. Daarom kan het gezonde mensenverstand..beoordelen of de geesteswetenschappelijke onderzoeker onzin spreekt of dat de geesteswetenschappelijke onderzoeker door de manier en wijze, hoe hij spreekt, laat blijken dat voor hem de geestelijke wereld werkelijk open is, zo dat hij daarin kan schouwen. (62)
Het gezonde mensenverstand, dat niet misleid is door foutief natuurlijke of sociale ideeën van heden, die kan van zich uit onderscheiden, of er waarheidszin heerst in dat, wat iemand spreekt. Iemand spreekt van geestelijke werelden: men moet alleen alles samenvatten, de ernst waarmee gesproken wordt, de ernst, hoe de dingen opgevat worden, de logica die ontvouwd wordt enzovoorts, dan zal men zich een oordeel daarover kunnen vormen, of datgene wat als boodschap van de geestelijke wereld gebracht wordt, charlatanerie is, of dat het gegrond is. Dit kan iedereen onderscheiden. (63)
Heden kan het immers zo gebeuren, dat de mens zegt: ach wat, gezond mensenverstand! – Die moet je echter minstens inspannen, wanneer je de geestelijke wereld veroveren wil. Van deze inspanning houden de mensen niet, ze houden er meer van op basis van autoriteitsgeloof het een en ander aan te nemen. Van gezond mensenverstand houden de mensen werkelijk veel minder dan ze geloven, en daarom zouden ze het liefst dit gebruik van het gezonde mensenverstand vermijden en zouden liever, wat hun makkelijker lijkt, terwijl misschien ook het oordeel onbewust geveld wordt, door allerlei tobberij die ze dan meditatie noemen en dergelijke, direct in de geestelijke wereld binnendringen. (64)
We moeten in staat zijn , weliswaar de autoriteit te laten gelden, maar de autoriteit kunnen beoordelen. Dat leren we.. daardoor, dat wij ons vanuit iets, wat volledig ons verstand, onze oordeelskracht vormen kan, de mogelijkheid van een oordeel verwerven....De afwijking van de andere wetenschappelijke manier van begripsvorming, van het vormen van voorstellingen, die noodzakelijk is voor de geesteswetenschap, die stelt ons niet in staat een autoriteit op dit of dat gebied te worden....We kunnen niet datgene weten, wat de autoriteit kan weten, maar wanneer de autoriteit iets weet en in een enkel geval dit of dat doet, zullen we in staat zijn het te beoordelen. Dit moeten we in het bijzonder benadrukken als iets, wat door de geesteswetenschap moet worden gebracht, dat ze niet alleen de mensen beleert, maar de mensen wat dit betreft oordeelkundig maakt, hen juist de mogelijkheid van de gedachtevrijheid geeft, de onafhankelijkheid juist in hen bevordert.(65)
En alleen omdat de mens de gewoonte heeft, met zijn begrippen alleen aan de gewone zintuiglijke dingen aan te knopen, daarom gelooft hij, dat hem de gewone oordeelskracht ontglipt, als hem de bovenzinnelijke feiten worden voorgehouden. Wie echter zijn denkvermogens ontwikkelt, die kan dit zo omvormen, dat dat begrepen kan worden, wat door de geestelijk onderzoeker aan het licht gebracht wordt.(66)
De basisvoorwaarde van het esoterische leven is waarachtigheid, toewijding en uithoudingsvermogen .Daarom moeten wij “waarachtig” zijn in elk ogenblik van ons leven. En daarbij hoort ook, dat we niet de waarheid onderdrukken, omdat we er niets tegen inbrengen, als een persoonlijkheid een fout begaat, alleen omdat het juist deze persoon is. Ten aanzien van iets, wat we als vergissing herkennen kunnen, herkennen moeten, mogen we niet zwijgen. (67)
...moeten we als hoogste, heiligste bezit, dat we hebben, steeds de waarheid koesteren, nooit concessies doen die tegen de waarheid in gaan, want aan onwaarheid mag zich een beoefenaar van de esoterie nooit bezondigen. Het is verschrikkelijk en zwaarwegend, wanneer een esoterisch strevende de waarheid omwille van de broederlijkheid verdraait, als hij, om een mens niet te kwetsen, de waarheid ook maar in de kleinste mate vertroebelt, want hij beschadigt ook de betreffende mens daarmee. Als we al de daden van een mens moeten veroordelen, de mensen zelf moeten we niet bekritiseren,maar hen liefhebben. (68)
En omdat men op het ogenblik dat men van de zintuiglijke wereld afziet, en men ook van het verstand, dat aan de hersenen gebonden is, afziet, deze imaginatieve wereld als iets werkelijks voor zich heeft, onverschillig, of deze iets reëels uitdrukt of dat deze slechts een spiegelbeeld van het eigen wezen is van diegene, die deze heeft, zo zal, wie zich niet juist door oprechtheid voorbereid heeft, ook een “”imaginatieve wereld”” voor zich hebben, omdat ze hem voorspiegelt een realiteit te zijn en dan toch slechts het spiegelbeeld van de eigen ziel, zijn eigen innerlijk is. (69)
Iedereen kan dat, wat geesteswetenschap te bieden heeft, werkelijk verstaan en begrijpen. Diegenen die zeggen ,dat men moet geloven, men niet kan begrijpen, wat in de geesteswetenschap gegeven wordt, die spreken, zonder te weten, hoe de dingen werkelijk zijn. Als ons in onze tijd mensen tegemoet treden, die niet het pad van het geestelijk denkende verstand doorlopen hebben, maar die als vanzelf opkomend bepaalde psychische, zielevermogens tonen, dan moeten we ons niet laten verwarren door zulke feiten. Begrijpen we de hele missie van de geesteswetenschap, dan weten we, dat de zielen, die heden denken, daarom denken kunnen, omdat de helderziendheid van de vroegere tijden teruggedrongen is, Als zulke mensen optreden, die vanzelf het helderzien hebben, die het niet verworven hebben, dan zullen we in hen mensen zien, die op een vroeger stadium terug gebleven zijn, en die heden in zo'n vereniging eerder met liefde en zorg omringd moeten worden, dan dat men ze als bijzonder volkomen moet aanzien. Verkeerd is het oordeel, dat iemand zou hebben die zeggen zou: Daar is iemand waar de helderziende krachten opdoemen , dat is een bijzonder rijpe ziel, die heeft bijzonder hoge incarnaties doorgemaakt. -zo'n mens, die als door natuurkrachten helderziende krachten heeft, die heeft veel minder doorgemaakt dan degene, die heden een denker is...(70a)
….dat onze vereniging de verzorgplaats kon zijn ook voor nog helderziend werkende psychische krachten, dat het lid juist daar het werkveld kon vinden, waar het direct kon werken als een profeet......(70b)
….............omdat onze vereniging juist in het tegendeel van dat zou veranderen, wat ze moet zijn, als we niet met alle zorgvuldigheid steeds zouden wijzen op dit psychisme dat zich niet doordringen wil met ware geestkracht, die toch de ware kracht van Christus is. Niet het psychische, maar de Christus in mij moet werken, (70c)
De bovengeschilderde wijze van waarnemen is als gevolg van eerdere levens al in vroegere jaren aanwezig geweest, zonder dat in deze incarnatie de moeizame weg van een kluizenaar met allerlei pijnigingen en onthoudingen aan mijn spirituele mededelingen voorafgegaan zijn. (71)
Dan treedt op, wat men de bloedproef noemt. Wat in vele gewone gevallen een ziekelijke toestand is, is nu een gevolg van de meditatie en niets ziekelijks, omdat ze door meditatie verkregen is. Aan de voeten, handen en rechterzijde van de borst vertonen zich nu stigmata; als innerlijk symptoom verschijnt een astraal visioen van de “kruisiging”. (110)
In 1798 als ze 24 jaar oud is heeft ze een cruciale ervaring. Terwijl ze in een kerk voor een kruis in gebed is, "ziet" ze vanuit het tabernakel Christus als een lichtende jongeling voor haar verschijnen. In Zíjn linkerhand een bloemenkrans en in Zijn rechterhand een doornenkroon .Ze krijgt de keus en kiest uiteindelijk voor de doornenkroon. Als ze weer tot zich komt heeft ze hevige pijn rondom haar hoofd. Bloedvlekken aan haar hoofd die later beginnen op te treden moet ze maskeren door het dragen van een hoofdband (9),
Vanaf haar kindertijd heeft Judith von Halle het vermogen met bewustzijn in beide werelden te leven, in de wereld van het gewone dagbewustzijn, als ook in de wereld, die Rudolf Steiner als de geestelijke wereld beschrijft(73)
Uit deze getuigenissen valt te begrijpen waarom haar arts Dr. F.W. Wesener over Anna Katharina Emmerich zei: “”[haar] innerlijke visioenen hebben met het somnambulisme en de magische helderziendheid niets gemeen”” en waarom de onbewezen en niet te bewijzen beweringen van de auteur Sergej O.Prokofieff een tragisch discrimineren en zwartmaken van zowel de antroposofische onderzoeksmethode als ook van deze grote individualiteit betekenen, kan in het onderhavige boek alleen al door de weergave van de voor zichzelf sprekende originele getuigenis hun dringend noodzakelijke rehabilitatie hebben. (50)
Rudolf Steiner die vanaf het geestelijke plan de gebeurtenis van het Christus Mysterie mee vervolgd had en zo met veelomvattend geestelijk overzicht daarmee verbonden was, combineerde zijn kennisonderzoek met de ambachtelijke vaardigheden van een individualiteit, die tijdens het Mysterie van Golgotha geïncarneerd was en daardoor fysiek in staat was , in de groep (beeld mensheidsrepresentant-aut.) met handen om te zetten wat haar ziel destijds gegrepen had door de zintuiglijke aanblik van de Verlosser (70).
-stel het geval, dat het bij de niet gepubliceerde, ongeverifieerde notitie daadwerkelijk om een uitspraak van Rudolf Steiner gaat – waartoe juist deze groep van somnambulen behoort, waarop de van Sergej Prokofieff geciteerde definitiegaat niet van toepassing is. (81)
Zeker, daarmee beschrijft Swedenborg de wereld van de imaginaties op een heel passende wijze; maar beoordelen kan hij ze niet, omdat hij over de hele geestelijke wereld eenmaal de sluier van zijn gewoontes van de fysieke wereld werpt. En zo komt het, dat alle wezens van de geestelijke wereld hem alleen dat tonen, wat ze ook kleden kunnen en willen in de vorm van imaginaties, die men meebrengt van de standpunten van de fysieke wereld. Dat betekent, Swedenborg ziet slechts zo veel van de geestelijke wereld, als deze voor hem in zijn door de gewoontes van de fysieke wereld ziekelijke imaginaties gekleed zijn. Zeker ziet hij daarin intelligente ,belangrijke geestelijke wezens, maar echter steeds in het kleed, dat hun niet eigen is, maar hen omgeworpen wordt door hem zelf. (82)
Zo zien we juist aan een zo belangrijke persoonlijkheid als Swedenborg, dat het opstijgen in de geestelijke werelden zonder ervan doordrongen te zijn werkelijk het fysieke-plan-bewustzijn verlaten te hebben, tot illusies voert. Men krijgt slechts een illusionaire wereld. En u kunt nu, mijn lieve vrienden, de hele bestaande literatuur van zieners doornemen en hun beschrijvingen van de geestelijke wereld lezen, dan zult u meestal louter zulke illusies lezen. Men mag zich niet laten misleiden door deze illusies; want zich laten misleiden door de illusies op de drempel naar de geestelijke wereld is veel erger, als zich te laten misleiden door de misleidingen van de fysieke wereld. (82)