antroposofie en apocalypse
De gebeurtenissen, in het bijzonder bij Maria verschijningen, lijken zeer op de Ufo verschijnselen. Lichtbollen of lichtschijven dalen uit de hemel neer of zweven boven de bedevaartsoorden en vaak verschijnt er een lichtende gestalte. (04)
Antroposofie.
Degenen die zich bezig hebben gehouden met de geesteswetenschap genaamd antroposofie, kunnen weten dat het inderdaad zo is, dat de mens omgeven is (midden in een geestelijke wereld is) waar talloze niet menselijke wezens existeren. De elementaargeesten in de natuurrijken (41), zowel onderzinnelijk als bovenzinnelijk en de engelhiërarchieën (42) in de sferen om de aarde heen, maar ook inwerkend op de aarde.
Als onvoldoende mensen zich zouden interesseren voor dit werk van de engelen, dan zou de hele ontwikkeling een ongunstige wending kunnen nemen. Het komt er daarom zeer erop aan om in onze tijd opmerkzaam te zijn op dat wat mensen innerlijk beleven. Het mag – aldus Steiner - niet verslapen worden, wanneer mensen beginnen hun engel te schouwen. Er zijn echter ook mensen, die er een grote interesse in hebben, de mensheid niet tot het beleven van hun engel te laten komen. Steiner spreekt in deze samenhang over occulte loges en ordes, welke massief in het wereldgebeuren willen ingrijpen.
Als we Rudolf Steiner ernstig zouden nemen, dan zouden we ons moeten bezighouden met wat mensen heden innerlijk ervaren . Beleven ze Ufo's of hun engel? En zelfs als het de engel is, hoe ervaren ze die? Want er zijn talrijke mogelijkheden om zich te vergissen, zoals bijv. ook visioenen stammend uit de achtste sfeer, waardoor de mensen alle mogelijke beelden beleven, zonder dat deze waar of werkelijk zijn en dit met als gevolg de allergrootste schade voor de enkeling en de hele mensheid en ook de engelen.(16)
Er werd al gerefereerd. Als mensheid bevinden we ons te midden van een geestelijke wereld, die echter met fysieke zintuigen niet zichtbaar is. Eerst na de dood als de mens zijn fysieke omhulsel heeft afgelegd komt de mens bewust in die sferen van deze andere wezens. En zoals ook gezegd, (geschoolde) helderzienden hebben nu al contact met deze wezens. (03) (bijv. de zich helderziend noemende Robbert van den Broeke word niet bedoeld als er over “geschoold” gesproken wordt). Rudolf Steiner beschrijft dat de mens na de dood het volgende soort proces meemaakt. Nadat het fysiek lichaam is afgelegd en kort daarop ook het levenslichaam (etherlichaam) en met het kamaloka tevens een reis van de menselijke entelechie door de planetensferen een aanvang neemt. Een planeetsfeer is de sfeer die gekenmerkt wordt door de bolvorm die ontstaat als de zon (of een planeet) als middelpunt gekozen wordt en de planeet zich op de straalafstand bevindt. (19)
Anthrowiki:
Elke bestaande planeet, of beter gezegd, de daarbij behorende planetensfeer, wordt door wezens bevolkt, werd er in het oude Griekenland en in het oude Rome door occultisten over een planeet gesproken, dan werd daarmee de totaliteit van de geesten bedoeld welke deze bewonen. Dus de maan is de thuisbasis van de Engelen, Mercurius van de Aartsengelen, Venus van de Archai (oerkrachten), de zon door de Elohim (geesten der vorm), Mars van de Machten (geesten van de beweging) en Jupiter van de Heerschappijen (geesten van de wijsheid). Het begrip Saturnus was identiek met de wezens die men Tronen (geesten van de wil) noemt.(19) (benamingen zie ook noot 30)
Van de diverse planeten doordringen de sferen elkaar. De fysieke planeet is als een soort brandpunt voor de gehele spirituele sfeer die door de bolvorm omschreven wordt.(19) De mens (als hoger ik) doorloopt achtereenvolgens de verschillende sferen tot voorbij de Saturnussfeer. Dan volgt wat genoemd wordt het middernachtelijke uur (20), de sterrensfeer en dan volgt de terugkeer door de sferen heen naar een nieuwe incarnatie. In elke sfeer worden bepaalde vermogens verzameld m.b.v. en o.l.v. hogere wezens. Dit is natuurlijk slechts een heel beknopte beschrijving. Er kan nog toegevoegd worden dat de engelhiërarchieën (42) elk in een andere planetensfeer hun woonstede hebben. (19). De mens op zijn reis ontmoet dan ook steeds weer een andere categorie wezens. Later komen we hier nog op terug.
In de volgende citaten belicht Steiner dit op nog weer een andere manier. Het is echter de vraag als hij over bijv. Marsbewoners spreekt, of hij daarmee de meer fysieke planeet bedoeld of de bolvormige sfeer als hierboven geschetst.
Afbeelding 7: planetensferen
Denkt u eens, dat ook voor de bewoners van Mars, die in het bijzonder bij Mars horen, een mens, die daar leeft tussen de dood en een nieuwe geboorte, door het Marsbestaan kan heen gaan, zonder in beroering te komen met de Marswezens. Hij ziet ze niet, zij zien hem niet,. Zo is het ook voor de aarde. Door de aardesfeer heen gaan voortdurend wezens, die eigenlijk tot andere planeten behoren, zo als de mens bij de Aarde hoort. Marsbewoners leven hun reguliere leven op Mars, en tussen hun belevenis, dat overeenkomt met onze dood – het is weliswaar wat anders – en hun nieuwe leven op Mars, volvoeren ze de doorgang door de andere planeten. Zo dat daadwerkelijk bewoners van andere planeten voortdurend door onze Aardesfeer heen trekken. De Aardemensen kunnen niet met hen in verbinding treden, omdat ze onder totaal andere bestaansgronden leven en omdat ze onder deze omstandigheden ook geheel geen betrekkingen aangeknoopt hebben op Mars met deze wezens. Wat zou er dan nodig zijn om deze reizigers door de Aardesferen, die eigenlijk tot andere planeten behoren, te ontmoeten? Het zou nodig zijn, dat men punten van beroering met hun ontwikkeld had op hun eigen planeet. Dat kan men alleen, wanneer men hier op aarde reeds bewust door de ontwikkeling van bovenzinnelijke krachten met andere dan Aardewezens in betrekking komen kan. Zo kan inderdaad de mogelijkheid ontstaan, dat bij diegenen, die een hogere geestesscholing doorgemaakt hebben, ook een ontmoeting kan plaatsvinden met de reizigers van andere planeten. En van hen kan worden ervaren, hoe het Marsbestaan (als voorbeeld) is. (22)
En hoe meer zich een zienersblik ontwikkeld, des te verder de geïnitieerde ziet, des te meer Aardevreemde zielen ontmoet men, des te meer ervaart men, dat er door de Aardesfeer heen migranten gaan, die eigenlijk, men zou willen zeggen, normaal gezien niet met het aardeleven samenhangen. Dat is echter niet anders voor ons Aardemensen, als het voor de Maanbewoners is, door wiens leven we immers ook tussen de dood en een nieuwe geboorte trekken. We zijn in zekere mate, als we de sfeer van Mars bijvoorbeeld doortrekken, voor de Marsbewoners spoken; wij gaan daar door hun sfeer heen als vreemde wezens. Zo zijn echter ook de wezens van Mars in een bepaald stadium van hun bestaan in zekere zin veroordeeld om door onze Aardesfeer heen te gaan; zij komen er doorheen, en de van een zekere initiatie voorziene mens treft ze zo te zeggen door de betreffende toestanden van hun doortocht aan. Het is een voortdurend aan elkaar voorbij gaan van de wezens van ons planetenstelsel. Terwijl wij op de Aarde leven tussen de geboorte en de dood en vaak menen, dat we door niets anders omgeven zijn dan de verschillende natuurrijken, zijn in onze omgeving, de migranten daar van alle andere planeten van ons planetensysteem. En net zo zijn wij reizigers (migranten) op een bepaalde tijd tussen de dood en een nieuwe geboorte bij de andere planetaire mensen, als we dat zo zeggen mogen. Het is alleen zo, dat wij mensen op de Aarde juist het wezenlijke van datgene te ontwikkelen hebben, wat binnen de tegenwoordige wereldcyclus onze missie is. Evenzo zijn aan de andere planetaire werelden andere wezens toegewezen.(23)
Men kan alleen op aarde sterven, in de fysieke wereld of in de werelden, welke in de ontwikkeling op onze aarde lijken., en alle wezens, die hiërarchisch hoger staan als de mens hebben geen kennis van de dood, ze kennen alleen verschillende bewustzijnstoestanden. (GA 152, S. 39) (24)
Steiner beschrijft een stuk ontwikkelingsgeschiedenis van aarde en mensheid. In de Lemurische tijd (Genesis in bijbel) toen de Maan zich nog in de aarde bevond, ontstond er een situatie dat de mens zich niet meer goed kon incarneren. Een verharding van de lichamelijkheid was daarvan de oorzaak. Geestelijke wezens hebben toen de materie van de maansubstantie uit de aarde genomen en deze buiten de aarde geplaatst. Behalve de scheiding in geslachten werd het daarna ook weer mogelijk voor de mensen om te incarneren. De lichamen waren weer plastisch geworden. In die moeilijke tijd kon eigenlijk alleen het geslacht van Adam en Eva geïncarneerd blijven. Gedurende de tijd dat het incarneren heel problematisch was door de verkeerde ordening van de fysieke lichamen voordat de maan uitgetreden was, waren de overige zielen uitgeweken naar andere planeten,waar de omstandigheden om te incarneren gunstiger waren.
Na de Lemurische tijd, toen de lichamen op aarde weer meer geschikt waren voor het incarnatieproces , in de Atlantische tijd, keerden er zielen van de andere planeten respectievelijk terug om zich na lange tijd opnieuw op aarde te belichamen. Dit legde tevens de grondslag voor het ontstaan van de verschillende rassen (25)
De volgende citaten gaan hierop in:
Lemurië: Na de scheiding van de Maan konden de zielen, die in de tijd daarvoor zich niet konden incarneren vanwege de zich verhardende aardse lichamen en daarom de andere planeten bevolkten, weer geschikte lichamen vinden. Er vormden zich overeenkomstig het planeetverblijf verschillende mensengroepen. Deze groeperingen van zielen was de reden van het ontstaan der menselijke rassen. (25) (26)
,,,Daarmee echter hing het volgende samen: Gedurende de uittreding van de Maan was de aarde verlaten. We hebben gehoord, dat de lichamen zo slecht geworden waren, dat ze de zielen niet meer konden herbergen. In de sagen zijn zulke kosmische gebeurtenissen bewaard gebleven, maar het occulte onderzoek, die toont hun ware oorsprong en leert ons, dat, gedurende de uittreding van de maan terwijl de Aarde verlaten was, veel zielen in de kosmische ruimte naar passende incarnaties (Verkörperung ) zochten en dan weggingen van de Aarde en op andere planeten zich belichaamden (Verkörperten). Nu echter, nadat de Maan weg was, bleek, dat de Aarde weer in staat was, passende lichamen te bieden. En nu kwamen ook de zielen weer op aarde terug, die naar de andere planeten al in de laatste tijd van Lemurië gegaan waren, en daarna in de Atlantische ontwikkeling, en ze incarneerden zich weer in deze lichamen op de aarde. Er vormden zich nu op de Aarde mensengroepen: zulke, die lichamen hadden voor zielen, die van de Jupiterincarnaties kwamen, voor degenen die van Mars, Venus of Saturnus kwamen en nu het bij hun passende vonden. Deze groepering van zielen was de oorzaak voor het ontstaan van de mensenrassen. Daarom zijn de rassen in een zekere samenhang met de wereldlichamen. Zo kon men dus van Saturnusmensen, Jupitermensen enz. spreken, en nu had ook voor het eerst zin ,wat men het rassenbegrip noemen kan. (27)
Op aarde leven wij tussen geboorte en dood. Tussen dood en nieuwe geboorte staat de mens in een bepaalde verbinding met de andere planeten. U vindt in mijn boek “Theosofie” beschreven het kamaloka. Dit verblijf van de mensen in de zielenwereld is een tijd, waarin de mens een Maanbewoner wordt. Dan wordt hij een Mercuriusbewoner, dan een Venusbewoner, dan een Zonnen-, Mars-, Jupiter-,Saturnusbewoner en dan een bewoner van het verdere hemel- of wereldruim. Men spreekt niet onjuist, als men zegt, dat tussen twee incarnaties op de aarde, belichamingen (Verkörperungen ) op andere planeten liggen, geestelijke belichamingen ( geistige Verleiblichungen) (21-28)
Leden van een anomalie-expeditie naar het noorden van de Volgograd regio vertelden me het verhaal van de wel heel bijzondere jongen Boriska. “Moet je je voorstellen, alle expeditieleden zaten op een avond rond het kampvuur toen een kleine jongen van ongeveer 7 jaar oud plotseling ieders aandacht vroeg. Hij wilde vertellen over zijn leven op Mars, de Marsbewoners en hun reizen naar de Aarde,” vertelde een getuige van het voorval aan mij. "Iedereen viel stil en luisterde naar het kleine jongetje met de levendige ogen. Anderhalf uur lang vertelde hij over een Martiaanse beschaving, megalithische bouwwerken, ruimteschepen en over het verloren land Lemurië. Hij zou in een vorig leven van Mars gekomen zijn en hij had vrienden op Aarde die woonden in Lemurië.” Eén van de expeditieleden had door dat hier iets bijzonders gebeurde en heeft het verhaal op tape vastgelegd. De toehoorders waren met name verbijsterd over de kennis die deze 7-jarige had over de onderwerpen, zijn verstand leek in niets op dat van de gemiddelde jongen van die leeftijd. (38).
Nu, ik zei reeds, ons lichaam vormt in feite een belemmering om zulk een volkje waar te nemen. Op hetzelfde moment dat het lichaam niet meer zo’n belemmering vormt, zijn deze wezens aanwezig, zoals andere natuurwezens zichtbaar zijn. En wie het zo ver heeft gebracht, bij vol bewustzijn de inslaapdroom te beleven, die kent deze kabouters zeer wel. U behoeft zich alleen te herinneren wat ik onlangs, juist over de droom in het tijdschrift‘ Das Goetheanum’ heb uitgewerkt. Ik zei, dat de droom feitelijk niet in zijn ware gestalte in het gewone bewustzijn komt, maar dat hij een masker draagt. De inslaapdroom draagt ook een masker. Als we het gewone bewustzijn verlaten, verlaten wij niet meteen, wat we overdag of anderszins beleefd hebben: reminiscenties, herinneringsbeelden uit het leven, of symbolen, zinnebeelden van inwendige organen: het hart als kachel, de long als vleugel, enz. fungeren als symbolen. Dat zijn maskeringen. Zou de mens de droom ongemaskerd zien, zou hij overgaan in de slaaptoestand en in die wereld binnentreden zonder dat de daar aanwezige wezens zich maskeerden, dan zou de mens, juist bij het inslapen, dit hele leger van kabouters zien. Die zouden hem tegemoet komen.De mens is er evenwel voor behoed om deze dingen onvoorbereid waar te nemen, omdat hij ervan zou schrikken. Want zij vormen in de gedaante waarin zij de mens daar tegemoet treden, eigenlijk afbeeldingen van al datgene wat in de mens werkt als afbrekende krachten. De mens zou alles waarnemen wat in zijn wezen werkt als vernietigende krachten, als iets wat voortdurend afbreekt. En deze kabouters zouden, onvoorbereid waargenomen, zich voordoen als louter symbolen van de dood.De mens zou daarvan ontzettend schrikken, als hij er voor zijn gewone verstand nooit van zou hebben gehoord en ze hem nu bij het inslapen tegemoet zouden komen en hem om zo te zeggen zouden begraven. Want zo zou het er uitzien, begraven worden daarginds in de astrale wereld. Want het is een vorm van begraven-worden door de kabouters, hetgeen daar bij het inslapen, van daarginder uit gezien, gebeurt.Nu, dat geldt eigenlijk alleen voor het moment van het inslapen. (45)
Jeder existierende Planet, genauer gesagt die ihm zugehörige Planetensphäre (→ Herrschaftsgebiete der Hierarchien), ist von Wesenheiten bevölkert. Wurde im antiken Griechenland und im antiken Rom durch Okkultisten von einem Planeten gesprochen, war damit die Gesamheit der Geister gemeint, welche diesen bewohnt. So ist der Mond die Heimat der Angeloi, der Merkur die der Archangeloi, die Venus wird von den Archai bewohnt, die Sonne von den Gewalten, der Mars von den Mächten und der Jupiter von den Herrschaften. Der Begriff Saturn war identisch mit demjenigen für die Wesen, die unter anderem als Throne deklariert werden. (19)
"Auf der Erde leben wir zwischen Geburt und Tod. Zwischen Tod und neuer Geburt steht der Mensch in einer gewissen Verbindung mit den anderen Planeten. Sie finden in meiner «Theosophie» beschrieben das Kamaloka. Dieser Aufenthalt des Menschen in der Seelenwelt ist eine Zeit, während welcher der Mensch ein Mondbewohner wird. Dann wird er ein Merkurbewohner, dann ein Venusbewohner, dann ein Sonnen-, Mars-, Jupiter-, Saturnbewohner und dann ein Bewohner des weiteren Himmels- oder Weltenraumes. Man redet nicht unrichtig, wenn man sagt, daß zwischen zwei Inkarnationen auf der Erde Verkörperungen auf anderen Planeten liegen, geistige Verleiblichungen. ." (Lit.:GA 130, S. 318) Hamburg, 11. Juni 1912 (21)_(28)